ECLI:NL:GHAMS:2021:2104
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Benoeming bewindvoerder en mentor in het kader van onderbewindstelling en mentorschap van betrokkene met cognitieve problematiek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de onderbewindstelling en het mentorschap van betrokkene, die lijdt aan Alzheimer en op een gesloten afdeling verblijft. Appellant, de zoon van betrokkene, heeft in hoger beroep verzocht om de benoeming van de huidige bewindvoerder ongedaan te maken en zelf tot mentor benoemd te worden. De kantonrechter had eerder op verzoek van de zorggroep de goederen van betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap ingesteld. Appellant betwistte de onafhankelijkheid van de benoemde bewindvoerder en voerde aan dat hij beter in staat is om de belangen van zijn moeder te behartigen. Verweerster, de dochter van betrokkene, steunde de benoeming van de huidige bewindvoerder en mentor en voerde aan dat appellant niet in staat is om de juiste zorg te bieden.
Het hof heeft vastgesteld dat de onderbewindstelling noodzakelijk is vanwege de geestelijke toestand van betrokkene. Het hof oordeelde dat de benoemde bewindvoerder niet partijdig is en dat de klachten van appellant over de bewindvoering niet voldoende zijn om een andere bewindvoerder te benoemen. Ook het verzoek van appellant om zelf tot mentor benoemd te worden, werd afgewezen. Het hof concludeerde dat de huidige mentor, ondanks de familiaire verhoudingen, op een professionele wijze haar taken vervult en dat er geen reden is om aan haar geschiktheid te twijfelen. De beslissing van de kantonrechter werd in beide zaken bekrachtigd.