ECLI:NL:GHAMS:2021:2092
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor farmacotherapie als behandelingswijze bij uithuisgeplaatste minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter van 2 november 2020, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: de GI), heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de beschikking. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder op 1 februari 2021 in hoger beroep is gekomen en dat de mondelinge behandeling op 23 april 2021 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting zijn de moeder, haar advocaat mr. J.J.C. Engels, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd door mevrouw V.A.S. Regout verschenen.
Het hof heeft in zijn overwegingen de noodzaak van de uithuisplaatsing en de medische behandeling van [de minderjarige] besproken. De moeder heeft zich verzet tegen de toediening van medicatie, maar het hof heeft geoordeeld dat de deskundige, de kinder- en jeugdpsychiater, heeft aangetoond dat medicatie noodzakelijk is voor de behandeling van [de minderjarige]. Het hof heeft de bestreden beschikking, voor zover deze betrekking heeft op de vervangende toestemming voor farmacotherapie, bekrachtigd. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep voor zover dit betrekking heeft op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg. Het hof heeft geconcludeerd dat de gronden voor de uithuisplaatsing aanwezig zijn en dat de inbreuk op het recht op 'family life' gerechtvaardigd is, gezien de noodzaak van bescherming van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige].