Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[de vader] ,
2.[de moeder] ,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
primairte bepalen dat het verzoek van de raad om [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen en voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen, zal worden afgewezen;
subsidiairte bepalen dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor uiterlijk zes maanden zullen worden uitgesproken, althans voor een zodanig kortere termijn die het hof juist acht.
5.De motivering van de beslissing
Het hof acht het derhalve onbegrijpelijk dat de ouders niet kunnen beschikken over het plan. Een verwijzing door de GI naar het feit dat [de minderjarige] zeventien jaar is en geen toestemming geeft om informatie te delen, suggereert dat op het plan het toestemmingsregime van artikel 7.3.5 Jeugdwet van toepassing is. Vanwege de bekwaamheid van de jeugdige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, zou zijn toestemming vereist zijn en zou hij informatieverstrekking hierover kunnen blokkeren. Deze interpretatie acht het hof onjuist. Het plan is op zichzelf geen jeugdhulp, maar de basis van de wijze waarop de GI op een transparante en toetsbare wijze de ondertoezichtstelling uitvoert. Voor zowel de ouders als [de minderjarige] dient dit duidelijk en kenbaar te zijn.