ECLI:NL:GHAMS:2021:2080
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de kinderbijdrage en de draagkracht van ouders in een echtscheidingsprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de kinderbijdrage die de man aan de vrouw dient te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee minderjarige kinderen. De vrouw had in hoger beroep verzocht om een hogere kinderbijdrage dan de door de rechtbank vastgestelde € 184,- per kind per maand, met terugwerkende kracht vanaf 2 januari 2019. De man had in incidenteel hoger beroep verzocht om de behoefte van de kinderen te verlagen en de bijdrage te verminderen tot € 127,- per kind per maand. Het hof heeft de ingangsdatum van de kinderbijdrage vastgesteld op 1 september 2017, omdat partijen al eerder afspraken hadden gemaakt over een voorlopige bijdrage. Het hof heeft de behoefte van de kinderen berekend op € 895,- per maand, oftewel € 448,- per kind per maand, en de draagkracht van beide ouders in overweging genomen. De man is in staat om een bijdrage te leveren, maar de totale draagkracht van beide ouders was niet voldoende om in de totale behoefte van de kinderen te voorzien. Het hof heeft daarom de bijdrage van de man vastgesteld op verschillende bedragen voor drie periodes: van 1 september 2017 tot 1 mei 2019 op € 136,- per kind per maand, van 1 mei 2019 tot 1 januari 2020 op € 176,- per kind per maand, en met ingang van 1 januari 2020 op € 127,- per kind per maand. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, en de nieuwe bedragen zijn vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.