ECLI:NL:GHAMS:2021:2058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
200.264.068/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsincident naar aanleiding van een beschikking op grond van art. 474g Rv met betrekking tot executoriale verkoop van aandelen

In deze zaak gaat het om een schorsingsincident dat is ingediend door verzoekers in hoger beroep, naar aanleiding van een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 9 mei 2019 bepaald dat de stichting Laurier mocht overgaan tot executoriale verkoop van aandelen in X Invest, die eerder in beslag waren genomen van verzoeker. De verzoekers hebben in hoger beroep gevraagd om schorsing van de tenuitvoerlegging van deze beschikking. Het hof heeft op 13 juli 2021 geoordeeld dat de verzoekers geen belang hebben bij hun verzoek tot schorsing, omdat de bestreden beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard en de werking ervan al was geschorst door het ingestelde hoger beroep. Het hof heeft de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek en de stichting in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen in de hoofdzaak. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.264.068/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: C/13/652491 / HA RK 18/254
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 juli 2021
inzake

1.[verzoeker] ,

wonend te [woonplaats] ,
2. [X] INVEST B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekers in hoger beroep in de hoofdzaak,
verzoekers in het incident,
advocaat: mr. C.W.A. van Dam te Amsterdam,
tegen:
STICHTING LAURIER,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. B.P. van Overeem te Amsterdam.
Partijen worden hierna [verzoekers] en de stichting genoemd. [verzoekers] zullen afzonderlijk als [verzoeker] en [X] Invest worden aangeduid.

1.Procesverloop

[verzoekers] zijn bij beroepschrift, met bijlagen, ingekomen bij de griffie van het hof op 8 augustus 2019, in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2019, onder bovengenoemd zaaknummer gegeven tussen de stichting als verzoekster, [verzoeker] als verweerder en [X] Invest als belanghebbende (verder ook: de bestreden beschikking).
Bij het beroepschrift hebben [verzoekers] grieven aangevoerd en een incidenteel verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking gedaan.
Vervolgens heeft de stichting een verweerschrift in het incident ingediend en daarbij, naar het hof begrijpt, geconcludeerd tot afwijzing van het incidentele verzoek.
Op 28 mei 2021 zijn nadere stukken van de kant van [verzoekers] door de griffie ontvangen.
Op 29 juni 2021 heeft in het incident een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten door hun hiervoor genoemde advocaten laten toelichten, mr. Van Dam aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnotitie.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

2.Beoordeling

in het incident:
2.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de stichting onder meer bepaald dat de stichting mag overgaan tot executoriale verkoop van de door haar op 13 november 2017 ten laste van [verzoeker] inbeslaggenomen aandelen in [X] Invest, met inachtneming van hetgeen bij die beschikking is bepaald. De termijn waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen diende plaats te vinden is vastgesteld op uiterlijk zes maanden na datum van de beschikking, derhalve 9 november 2019. De bestreden beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Bij beschikkingen van 2 april 2020 en 1 april 2021 heeft de rechtbank telkens de termijn waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen dient plaats te vinden met één jaar verlengd, derhalve tot 9 november 2020 respectievelijk 9 november 2021. Deze twee beschikkingen zijn (wel) uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
[verzoekers] verzoeken thans – blijkens het petitum van hun beroepschrift – dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking voor wat betreft voormelde executoriale verkoop zal worden geschorst totdat het hof op het (onderhavige) hoger beroep zal hebben beslist. De stichting heeft tegen dat verzoek verweer gevoerd.
2.3.
Het hof oordeelt als volgt. Zoals onder 2.1 vermeld, is de bestreden beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Ingevolge artikel 360 lid 1 Rv schorst het door [verzoekers] tegen de bestreden beschikking ingestelde hoger beroep de werking van die beschikking. [verzoekers] hebben geen belang bij hun onderhavige verzoek tot schorsing, omdat de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking op grond van voormelde wetsbepaling (al) is geschorst door het instellen van hoger beroep. De omstandigheid dat voormelde beschikkingen van 2 april 2020 en 1 april 2021 uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard heeft niet tot gevolg dat de bestreden beschikking alsnog uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Niet alleen is een dergelijke beslissing in die beschikkingen niet neergelegd, het zou rechtens ook niet mogelijk zijn geweest.
2.4.
De conclusie is dat [verzoekers] wegens gebrek aan belang niet in hun verzoek kunnen worden ontvangen. Het hof ziet geen aanleiding een kostenveroordeling uit te spreken.
in de hoofdzaak:
2.5.
De stichting zal in de gelegenheid worden gesteld een verweerschrift in te dienen.
2.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
verklaart [verzoekers] niet-ontvankelijk in hun verzoek;
in de hoofdzaak:
stelt de stichting in de gelegenheid om uiterlijk op 24 augustus 2021 een verweerschrift in te dienen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J.M. Smit, H.T. van der Meer en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021.