In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris met betrekking tot de afwikkeling van een nalatenschap en de wilsbekwaamheid van de testateur. Klaagster, de dochter van de overledene, heeft bezwaar gemaakt tegen het testament dat door de notaris is gepasseerd, waarin het ouderlijk huis aan haar zus is gelegateerd. Klaagster stelt dat de notaris onvoldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van haar vader en dat hij de schijn van partijdigheid heeft gewekt door de invloed van de zus en de executeur niet te onderkennen. De notaris heeft op 19 januari 2021 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die op 21 december 2020 een waarschuwing aan de notaris had opgelegd. Tijdens de behandeling van de zaak op 12 mei 2021 is klaagster, samen met haar gemachtigde, verschenen, terwijl de notaris niet aanwezig was. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kamer zijn vastgesteld en heeft de klacht beoordeeld. Het hof concludeert dat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en dat de klacht ongegrond is. De beslissing van de kamer wordt gedeeltelijk vernietigd, maar klachtonderdeel 3 wordt ongegrond verklaard. Het hof bevestigt de overige beslissingen van de kamer.