ECLI:NL:GHAMS:2021:2043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
200.182.438/06 OK en 200.190.772/06 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake verzoek tot machtiging voor mededelingen uit onderzoeksverslag in faillissementszaak

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 9 juli 2021, wordt het verzoek van Mijn Hoek B.V. en [A] behandeld. De verzoekers hebben gevraagd om machtiging om mededelingen te doen uit een onderzoeksverslag dat is opgesteld in het kader van een enquêteprocedure. Dit verslag is van belang voor verschillende gerechtelijke procedures, waaronder enkele in Spanje en een in Zwitserland, waarin de financiële verhoudingen die in het verslag zijn onderzocht, een rol spelen. De voorzitter van de Ondernemingskamer heeft echter geoordeeld dat het verzoek te ruim en onvoldoende gespecificeerd is. Het belang van de verzoekers om het onderzoeksverslag in te brengen in deze procedures weegt niet op tegen het belang van de vennootschappen bij vertrouwelijkheid van het verslag. De voorzitter heeft daarom het verzoek afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummers: 200.182.438/06 OK en 200.190.772/06 OK
beschikking van de voorzitter van de Ondernemingskamer van 9 juli 2021
in de zaak met zaaknummer 200.182.438/06 OK van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIJN HOEK B.V.(voorheen genaamd
PLIEN B.V.),
gevestigd te Amsterdam,
2.
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. M.J. Meermans-de Vries, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
MR. W.J.P. JONGEPIERin zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIEN HOLDING B.V., kantoorhoudende te Amsterdam,
VERWEERDER,
advocaten:
mr. B.I. Kraaipoelen
mr. T.V.J. Bil, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. P.A. Josephus Jitta, kantoorhoudende te Den Haag,
en in de zaak met zaaknummer 200.190.772/06 OK van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIJN HOEK B.V.(voorheen genaamd
PLIEN B.V.),
gevestigd te Amsterdam,
2.
[A],
wonende te Madrid (Spanje),
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. M.J. Meermans-de Vries, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GRAVIER E. BEHEER B.V.,
gevestigd te Koggenland,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. W.D.M. van Tuyll van Serooskerken, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. P.A. Josephus Jitta, kantoorhoudende te Den Haag.

1.Het verloop van het geding in beide zaken

1.1
Partijen zullen hierna ook als volgt worden aangeduid:
Prien Holding B.V. als Prien Holding;
Gravier E. Beheer B.V. als Gravier;
Mijn Hoek B.V. als Mijn Hoek;
[B] als [B] ;
[A] als [A] .
1.2
Voor het verloop van het geding in de zaak met zaaknummer 200.182.438 OK verwijst de voorzitter van de Ondernemingskamer naar de beschikkingen van de Ondernemingskamer van 24 december 2015, 11 februari 2016, 15 februari 2016, 18 oktober 2018, 25 juli 2019, 6 juli 2020, 25 augustus 2020, 10 november 2020, 18 februari 2021 en 9 maart 2021 en de beschikking van de raadsheer-commissaris van 22 juli 2020 in die zaak. Voor het verloop van het geding in de zaak met zaaknummer 200.190.772 OK verwijst de voorzitter van de Ondernemingskamer naar de beschikkingen van de Ondernemingskamer van 9 juni 2016, 18 oktober 2018, 25 juli 2019, 6 juli 2020, 25 augustus 2020, 10 november 2020, 18 februari 2021 en 9 maart 2021 en de beschikking van de raadsheer-commissaris van 22 juli 2020 in die zaak.
1.3
Bij beschikking van 11 februari 2016 heeft de Ondernemingskamer – voor zover van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Prien Holding vanaf 1 januari 2015, alsmede bij wijze van onmiddellijke voorzieningen een bestuurder van Prien Holding benoemd en bepaald dat de aandelen in Prien Holding – met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders – ten titel van beheer zijn overgedragen aan een beheerder. Bij beschikking van 15 februari 2016 is mr. M. Wolters (verder: Wolters) aangewezen als bestuurder en dr. mr. C.B. Schutte (verder: Schutte) aangewezen als beheerder van aandelen zoals bedoeld in de beschikking van 11 februari 2016.
1.4
Bij beschikking van 9 juni 2016 heeft de Ondernemingskamer – voor zover van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Gravier over de periode vanaf 1 januari 2014, alsmede bij wijze van onmiddellijke voorzieningen Wolters tot bestuurder van Gravier benoemd en bepaald dat de aandelen in Gravier – met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders – ten titel van beheer zijn overgedragen aan Schutte.
1.5
Op 5 februari 2021 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen van voormeld onderzoek, gedateerd op 5 februari 2021, aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
1.6
Bij beschikking van 18 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het hiervoor genoemde onderzoeksverslag ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.7
Bij brief van 7 mei 2021 heeft mr. Meermans-de Vries namens Mijn Hoek en [A] de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht Mijn Hoek en [A] op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW te machtigen mededelingen te doen uit het onderzoeksverslag.
1.8
De secretaris van de Ondernemingskamer heeft de advocaten van partijen en de onderzoeker bij e-mail van 10 mei 2021 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over voormeld verzoek van Mijn Hoek en [A] .
1.9
Bij e-mail van 18 mei 2021 heeft mr. Josephus Jitta namens [B] de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van Mijn Hoek en [A] af te wijzen.
1.1
Bij e-mail van 21 mei 2021 heeft Wolters namens Gravier de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van Mijn Hoek en [A] af te wijzen.
1.11
Bij e-mail van 1 juni 2021 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer Mijn Hoek en [A] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de in 1.9 en 1.10 genoemde e-mails en de overige partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de eventuele reactie van Mijn Hoek en [A] .
1.12
Bij e-mail van 8 juni 2021 heeft mr. Meermans-de Vries zich namens Mijn Hoek en Mazuela uitgelaten over de in 1.9 en 1.10 genoemde e-mails.
1.13
Bij e-mail van 14 juni 2021 heeft mr. Josephus Jitta zich namens [B] uitgelaten over de in 1.12 genoemde e-mail.
1.14
Bij e-mail van 15 juni 2021 heeft mr. Van Tuyll van Serooskerken zich namens Gravier uitgelaten over de in 1.12 genoemde e-mail.
1.15
Bij e-mail van 17 juni 2021 heeft mr. Meermans-de Vries namens Mijn Hoek en [A] een rectificatie op haar in 1.12 genoemde e-mail gestuurd.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Mijn Hoek en [A] hebben ter ondersteuning van hun verzoek aangevoerd dat zij belang hebben bij het doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag, in het bijzonder bij het integraal inbrengen van het onderzoeksverslag in diverse gerechtelijke procedures, waaronder enkele procedures in Spanje en een procedure in Zwitserland. Alle in deze procedures betrokken partijen zijn direct of indirect betrokken bij de enquêteprocedure en de onderwerpen van de geschillen in deze procedures zijn in meer of mindere mate gerelateerd aan hetgeen in het onderzoeksverslag aan de orde is. Omdat in al deze procedures één of meer van de in het onderzoeksverslag onderzochte financiële verhoudingen het onderwerp van het geschil is en de in het onderzoeksverslag vermelde feiten en omstandigheden en onderzochte gang van zaken een rol spelen, kan het onderzoeksverslag van belang zijn voor de oordeelsvorming in de betreffende procedures. Het is niet aannemelijk dat enig belang van verweerders zich verzet tegen het verlenen van de gevraagde machtiging nu Prien Holding in staat van faillissement verkeert en Gravier geen activiteiten verricht en op 16 april 2021 ontbinding heeft verzocht.
2.2
[B] en Gravier hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De voorzitter van de Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op deze verweren ingaan.
2.3
De voorzitter van de Ondernemingskamer overweegt als volgt. Het verzoek van Mijn Hoek en [A] om een machtiging om aan derden mededelingen uit het onderzoeksverslag te doen is naar het oordeel van de voorzitter van de Ondernemingskamer te ruim en onvoldoende gespecificeerd. Het zal daarom worden afgewezen. Voor zover het verzoek van Mijn Hoek en [A] bedoeld is als machtigingsverzoek om het onderzoeksverslag in de specifiek vermelde procedures in te brengen overweegt de voorzitter van de Ondernemingskamer als volgt.
2.4
Uit artikel 2:353 lid 3 BW volgt dat als uitgangspunt geldt dat het onderzoeksrapport vertrouwelijk is. Bij een machtigingsverzoek als het onderhavige weegt de voorzitter van de Ondernemingskamer het belang van verzoekers bij het kunnen doen van mededelingen uit het onderzoeksrapport en het belang van de vennootschappen bij vertrouwelijkheid.
2.5
Mijn Hoek en [A] hebben aangevoerd dat hun belang erin is gelegen het onderzoeksrapport in het geding te kunnen brengen in een procedure in Nederland, in drie procedures in Spanje en in een procedure in Zwitserland. Zowel Wolters als Mijn Hoek en [A] hebben de voorzitter van de Ondernemingskamer bericht dat het onderzoeksverslag in de procedure in Nederland reeds door Prien en Gravier in het geding is gebracht. Mijn Hoek en [A] hebben op dit punt geen belang bij toewijzing van hun verzoek. Zoals door Mijn Hoek en [A] zelf is aangevoerd zien twee van de procedures in Spanje en de procedure in Zwitserland op vermogensrechtelijke geschillen tussen diverse partijen, niet zijnde Prien of Gravier. De derde procedure in Spanje betreft een strafrechtelijke procedure. Het onderwerp en de strekking van deze procedures buiten Nederland zijn dermate ver verwijderd van de doeleinden van het enquêterecht dat het belang van Mijn Hoek en [A] bij hun verzoek, toewijzing daarvan niet rechtvaardigt. Daarbij speelt een rol dat het onzeker is of een rechter buiten Nederland in de desbetreffende procedures kan beoordelen welke betekenis moet worden toegekend aan het onderzoeksverslag, mede omdat de verzoeken tot vaststelling van wanbeleid en het treffen van voorzieningen pas op 22 juli 2021 zullen worden behandeld en daarop dus nog niet is beslist.
2.6
Het verzoek Mijn Hoek en [A] op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW te machtigen mededelingen te doen uit het onderzoeksverslag zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De voorzitter van de Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van Mijn Hoek B.V. en [A] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Blok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.