Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
A. primair KLM zal veroordelen te arbeidsovereenkomst te herstellen met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2019, althans enige andere datum, met toekenning van een voorziening zoals bedoeld in artikel 7:683 lid 4 jo 7:682 lid 6 BW;
C. met veroordeling van KLM in de proceskosten in beide instanties.
2.Feiten
-begin 2016 tot 11 september 2016: coördinator host/hostess Landside & Airside;
-12 september 2016 tot 11 december 2016: proefplaatsing als medewerker Front Office, aanvankelijk 80 % daarna 50 %;
-19 februari 2017 tot 19 augustus 2017: Assistant Staff Employee Assignment Passage;
3.Beoordeling
a. Wat de werknemer aan loon zou hebben ontvangen in de hypothetische situatie van vernietiging van de opzegging;
b. Wat de mate is van het verwijt dat de werkgever van de grond voor de vernietigbaarheid van de opzegging valt te maken;
c. Of de redenen die de werknemer heeft om af te zien van vernietiging van de opzegging aan de werkgever zijn toe te rekenen;
d. Of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en welke inkomsten hij daaruit geniet;
e. Welke andere inkomsten de werknemer in redelijkheid in de toekomst kan verwerven;
f. Of aan de werknemer een transitievergoeding toekomt en wat daarvan de hoogte is.
-haar salaris als cabin attendant € 1.780,46 bruto per maand was;
-haar loongerelateerde uitkering vanaf 1 augustus 2019 € 1.249,97 bedraagt;
-de vervolguitkering vanaf 13 januari 2021 € 572,46 bruto zal bedragen,
-inkomensderving 1 augustus 2019-13 januari 2021:
afgerond 18,5 maand het verschil tussen € 1.780,46 en € 572,46 = € 22.348,--