ECLI:NL:GHAMS:2021:1975

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
200.288.530/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen in het kader van ouderlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen van de moeder naar hem. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zou blijven. De vader heeft zijn zorgen geuit over de thuissituatie bij de moeder, waaronder een vermoedelijk alcoholprobleem en schoolverzuim van [kind 1]. De moeder heeft echter betoogd dat de situatie bij haar thuis veilig is en dat zij goed samenwerkt met de hulpverlening. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft geconcludeerd dat, hoewel er zorgen zijn, de situatie van de kinderen is verbeterd sinds de ondertoezichtstelling. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat hun hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft, en heeft het verzoek van de vader afgewezen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de huidige zorgregeling en de stabiliteit die de kinderen bij de moeder ervaren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.288.530/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/287223 / FA RK 19-2042
Beschikking van de meervoudige kamer van 22 juni 2021 inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.M.E. Schreinemacher te Amsterdam.
Verder zijn als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] ), en
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).
Als informant is door het hof aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) (hierna: de rechtbank) van 21 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 18 januari 2021 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van bovengenoemde beschikking van 21 oktober 2020.
2.2
De moeder heeft een verweerschrift ingediend, dat bij het hof op 15 maart 2021 is ingekomen.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een emailbericht van de zijde van de moeder van 4 maart 2021, ingekomen op diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de vader van 10 maart 2021, met producties, ingekomen op diezelfde datum;
- een emailbericht van de zijde van de moeder van 11 maart 2021, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 19 maart 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. M.H. Aalmoes;
- de moeder, bijgestaan door mr. C.M.E. Schreinemacher en haar persoonlijk begeleidster vanuit Odion, [de begeleidster] ;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager en een collega;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V.D. Aelbers.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de vader en de moeder (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn - voor zover hier van belang - geboren:
- [kind 1] , [in] 2011, in de gemeente [gemeente C] , en
- [kind 2] , [in] 2015, in de gemeente [gemeente C] .
[kind 1] en [kind 2] worden hierna gezamenlijk ‘de kinderen’ genoemd.
3.2
Sinds de – in zoverre niet bestreden - beschikking van 21 oktober 2020 zijn de ouders gezamenlijk belast van het gezag over de kinderen.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 23 april 2020 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 23 april 2021. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd.
3.4
Bij de stukken bevindt zich een rapportage van de raad van 27 maart 2020 (hierna: het raadsrapport).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans in hoger beroep van belang, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de hoofdverblijfplaats van de kinderen (alsnog) bij hem te bepalen.
4.3
De moeder verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, onder meer over de hoofdverblijfplaats van het kind. De rechter neemt daarbij een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
5.2
De vader betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het in het belang is van de kinderen om hun hoofdverblijfplaats bij de moeder te behouden. De zorgen van de vader zijn sinds de bestreden beschikking niet afgenomen. Zo vermoedt hij dat de moeder een alcoholprobleem heeft en maakt hij zich zorgen over het schoolverzuim van [kind 1] . Ook begeleidt de moeder de kinderen niet en biedt zij hen niet de zorg die zij nodig hebben. Wachten totdat de hulpverlening van de grond is gekomen, zoals de rechtbank heeft overwogen, is niet in het belang van de kinderen, omdat sprake is van een onveilige situatie. De vader is in staat om de kinderen de rust en stabiliteit te bieden die zij nodig hebben, zonder dat daarbij veel hulpverleners moeten worden betrokken. Juist omdat nog geen zicht is op de opvoedsituatie bij de moeder thuis en gelet op de zorgen die blijken uit het raadsrapport had de rechtbank de zaak in ieder geval moeten aanhouden om te bezien of de situatie van de moeder zou stabiliseren. Indien was gebleken dat de situatie van de moeder niet was verbeterd, hetgeen ook het geval is, had de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de kinderen alsnog bij de vader kunnen bepalen. De bestreden beschikking moet dan ook worden vernietigd en de hoofdverblijfplaats van de kinderen moet bij hem worden vastgesteld, aldus de vader.
5.3
De moeder betoogt dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. Het is in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijf bij haar behouden. De kinderen verblijven al hun gehele leven bij de moeder en de situatie bij haar thuis is niet onveilig. Van een alcoholprobleem is geen sprake en ook het schoolverzuim van [kind 1] is inmiddels afgenomen. Vanwege de ondertoezichtstelling is er veel zicht op de kinderen. De hulpverlening, waaronder intensieve opvoedondersteuning van Odion, is inmiddels op gang gekomen en de moeder werkt hieraan goed mee. De rechtbank heeft de zaak terecht niet aangehouden. Inmiddels is de hulpverlening al een tijd bezig en het gaat goed met de kinderen. Er bestaat ook thans geen reden om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen. Daarbij komt dat de vader fulltime werkt en de moeder niet, zodat zij meer tijd heeft om voor de kinderen te zorgen. Bovendien zou wijziging van hun hoofdverblijfplaats een grote verandering in het leven van de kinderen meebrengen en zij zijn juist gebaat bij stabiliteit en rust. De bestreden beschikking moet dan ook worden bekrachtigd, aldus de moeder.
5.4
De GI heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. Met name sinds de betrokkenheid van Odion gaat het over het algemeen beter met de kinderen. De hulpverlening van Odion helpt de moeder om zaken te ordenen. Er is meer rust en de moeder is meer beschikbaar voor de kinderen. [kind 1] is vrolijk op school en van schoolverzuim is nauwelijks meer sprake. [kind 1] heeft in het verleden uitbarstingen gehad door het gebrek aan communicatie tussen de ouders. Ook is hij op de hoogte van de onderhavige zitting en vooral bij hem is sprake van veel spanningen. In het kader van de ondertoezichtstelling zal de komende tijd vanuit Odion een tweede begeleider, te weten een vertrouwenspersoon voor de kinderen worden ingezet die onder andere zal kijken naar de zorgen die de vader heeft geuit. Ook zal verder worden gewerkt aan de communicatie tussen de ouders, de draagkracht van de moeder en haar beschikbaarheid voor de kinderen, aldus de GI.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. De ouders moeten een manier zien te vinden om invulling te geven aan het ouderschap, waarbij zij leren om met elkaar om te gaan. De GI heeft zicht op de manier waarop moet worden gewerkt aan de in het kader van de ondertoezichtstelling gestelde doelen. De raad ziet, zonder zich daarbij uit te spreken over de vraag of de bestreden beschikking moet worden vernietigd dan wel bekrachtigd, in wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen geen oplossing voor de bestaande zorgen. Splitsing van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, zoals de advocaat van de vader ter zitting heeft voorgesteld, heeft hoe dan ook niet de voorkeur van de raad.
5.6
Het hof zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van de betrokkenen ingaan.
5.7
Het hof is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep met de rechtbank van oordeel dat een wisseling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, zoals de vader heeft verzocht, op dit moment niet in het belang is van de kinderen. De ouders hebben sinds hun uiteengaan in de zomer van 2018 moeite om met elkaar te communiceren. De raad is in oktober 2019 een onderzoek gestart naar aanleiding van een zorgmelding van het Jeugdteam Krommenie. De kinderen zijn daarop in april 2020 onder toezicht gesteld. Doelen van de ondertoezichtstelling waren onder andere verbetering van de communicatie tussen de ouders, het vergroten van het vertrouwen van de ouders in elkaar als opvoeder en het vergroten van de opvoedvaardigheden van de ouders.
De vader heeft in zijn beroepschrift en ter zitting in hoger beroep zorgen geuit over de kinderen en de thuissituatie bij de moeder, zoals onder overweging 5.2 omschreven, en betoogt dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen vanwege deze zorgen bij hem moet worden bepaald. Het hof overweegt dat ter zitting in hoger beroep naar voren is gekomen dat hoewel op dit moment nog altijd zorgen bestaan over de kinderen, sinds de ondertoezichtstelling ook sprake is van verbeteringen. Zo heeft de GI ter zitting verklaard dat het sinds de hulpverlening van Odion beter gaat met de moeder en de kinderen. Door de hulp van Odion is meer rust ontstaan bij de moeder en is zij meer beschikbaar voor de kinderen. Voorst is het schoolverzuim van [kind 1] afgenomen; hiervan is nauwelijks meer sprake, aldus de GI. De kinderen en met name [kind 1] ervaren nog altijd spanningen, die vooral lijken voort te komen uit het gebrek aan communicatie tussen de ouders. De GI heeft mede daarom inmiddels ook hulpverlening vanuit Odion voor de kinderen ingeschakeld, in de vorm van een vertrouwenspersoon voor de kinderen. Het hof ziet bij deze stand van zaken thans geen aanleiding om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen en acht wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, die altijd bij de moeder hebben gewoond, op dit moment ook niet in hun belang. De in het kader van de ondertoezichtstelling ingezette hulpverlening is inmiddels op gang gekomen. Hierdoor is op dit moment voldoende zicht op de kinderen in de thuissituatie bij de moeder en het gaat beter met hen. Daarbij komt dat het uitgangspunt is dat de hoofdverblijfplaats van een kind de plaats is waar het kind feitelijk het meest verblijft. In het kader van de huidige zorgregeling, waartegen de vader niet heeft geappelleerd, verblijven de kinderen eenmaal in de twee weken gedurende een weekend bij de vader. Het hof acht het ook daarom passend dat de kinderen hun hoofverblijfplaats bij de moeder behouden. Het verzoek van de vader zal dan ook worden afgewezen. De advocaat van de vader heeft ter zitting (subsidiair) verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te splitsen en daarbij de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij de vader te bepalen. Dit verzoek zal eveneens worden afgewezen, omdat het hof dit - met de raad - niet in het belang acht van de kinderen.
5.8
Het hof acht zich thans voldoende voorgelicht om voornoemde beslissing te nemen en ziet onvoldoende aanleiding om de zaak aan te houden. Zoals hiervoor is overwogen, zorgt de ondertoezichtstelling ervoor dat thans voldoende zicht is op de kinderen en hun thuissituatie bij de moeder en is de nodige hulpverlening inmiddels in gang gezet. Het verzoek van de vader zal ook op dit punt worden afgewezen.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.F. Miedema en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier, en is op 22 juni 2021 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.