ECLI:NL:GHAMS:2021:1974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
200.288.368/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en kinderen met aandacht voor alcoholproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft alleen het gezag over de kinderen en verzoekt om een aanpassing van de omgangsregeling die door de rechtbank was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de man, de vader, elke zondag van 10.00 uur tot 12.00 uur omgang heeft met de kinderen bij de moeder van de man. De vrouw verzoekt echter om een regeling waarbij de kinderen alleen omgang hebben met de man als hij een blaastest heeft ondergaan met een resultaat van 0,0, en dat de omgangsfrequentie wordt verlaagd naar twee keer per maand.

De vrouw heeft ernstige zorgen over de alcoholproblematiek van de man, die volgens haar leidt tot onveilige situaties voor de kinderen. De man ontkent dat hij onder invloed van alcohol was tijdens eerdere omgangsmomenten en stelt dat hij zijn verslaving onder controle heeft. Het hof heeft in zijn overwegingen de belangen van de kinderen vooropgesteld en erkent de noodzaak van een veilige omgangsregeling. Het hof heeft besloten dat de omgang tussen de man en de kinderen wekelijks zal plaatsvinden, met de voorwaarde dat de man voorafgaand aan de omgang een blaastest ondergaat. Als de test negatief is, vindt er onbegeleide omgang plaats; als de test positief is, gaat de omgang niet door.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld die de veiligheid van de kinderen waarborgt. Tevens is er een hulpverleningstraject voorgesteld om de omgangsregeling verder vorm te geven. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.288.368/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/300628 / FA RK 20-1318
Beschikking van de meervoudige kamer van 22 juni 2021 in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente]
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H. Verstegen te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. G.M. Haring te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) van 14 oktober 2020 (hersteld bij beschikking van 25 november 2020), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 14 januari 2021 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 14 oktober 2020.
2.2
Bij het hof is nog het volgende stuk ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 13 april 2021 met bijlage, ingekomen op 15 april 2021.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 mei 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door mr. W Albers, kantoorgenoot van mr. G.M. Haring,
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw R. Planting.

3.De feiten

Uit de inmiddels verbroken relatie van partijen zijn geboren:
- [kind 1] , [in] 2018;
- [kind 2] [in] 2018 (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen).
De vrouw heeft alleen het gezag over de kinderen. De rechtbank heeft bij de in zoverre niet bestreden beschikking aan de man, overeenkomstig zijn verzoek, vervangende toestemming verleend tot erkenning van de kinderen. Bij deze beschikking is het verzoek van de man hem samen met de vrouw te belasten met het gezag over de kinderen pro forma aangehouden tot 12 april 2021; een nadere behandeling van dit verzoek was ten tijde van de zitting in hoger beroep nog niet bepaald.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, bepaald dat de man en de kinderen omgang met elkaar hebben iedere zondag van 10.00 uur tot 12.00 uur bij de moeder van de man thuis. De man had de rechtbank verzocht om een omgangsregeling vast te stellen waarbij de kinderen iedere week op woensdag en zaterdag van 12.00 uur tot 18.00 uur en de helft van alle feestdagen en schoolvakanties bij hem verblijven.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en de kinderen, inhoudende dat:
- de kinderen gedurende de periode dat de man hulpverlening heeft onder begeleiding van een gecertificeerde instelling (GI) omgang hebben, dan wel nadat de man een blaastest heeft afgenomen met 0,0 testresultaat, tweemaal per maand gedurende twee uur per keer; de vrouw zal de kinderen naar de instantie brengen en ophalen;
- vanaf het moment dat de man aantoonbaar een stabiel leven heeft en (naar het hof begrijpt:) de omgang van twee keer per maand is nagekomen, en nadat de GI dat aangeeft, dan wel de man minimaal gedurende zes maanden bij elke omgang 0,0 heeft geblazen, de man elke zondag van 10.00 uur tot 12.00 uur omgang heeft met de kinderen bij de moeder van de man thuis, waarbij de man de kinderen ophaalt bij de vrouw en thuisbrengt.
Subsidiair verzoekt de vrouw een omgangsregeling te bepalen die het hof juist zal achten, met veroordeling van de man in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Tussen partijen staat niet ter discussie het oordeel van de rechtbank in de bestreden beschikking inhoudende dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Dat oordeel is juist en daarom zal ook het hof dat als uitgangspunt nemen. Voorts heeft de rechtbank terecht bepaald dat het Nederlandse recht van toepassing is. Ook dat is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
5.2
In geschil is de omgangsregeling tussen de man en de kinderen.
5.3
De vrouw heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte niet in de beschikking heeft opgenomen dat de man hulpverlening moet accepteren en ondergaan. Het vaststellen van een omgangsregeling zoals in de bestreden beschikking, is onder de huidige omstandigheden in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De man heeft een ernstig alcoholprobleem, leidt een onregelmatig leven en heeft contacten met justitie. De vrouw heeft geen zicht op zijn actuele woonsituatie, familiesituatie of werk. De man heeft hulp nodig en gedurende de hulpverlening dient de omgang te worden opgeschort, dan wel onder begeleiding plaats te vinden, of nadat de man een blaastest heeft afgelegd. De man is niet goed te controleren, hij scheldt en komt dreigend over. Zo stuurt hij vaak vervelende berichten naar de vrouw als hij onder invloed van alcohol verkeert. De vrouw verwachtte dan ook dat de rechtbank de man zou verplichten deel te nemen aan een traject bij de Waag. De man heeft hulpverlening op vrijwillige basis in het verleden niet kunnen afronden.
Ook is sprake van gewijzigde feiten en omstandigheden na 14 oktober 2020, waardoor de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. Bij de omgang die op 15 november 2020 plaatsvond kwam de man een half uur te laat en was hij in beschonken toestand. Hierdoor kon hij niet beschaafd handelen en heeft hij de vrouw uitgescholden en bespuugd. De situatie was heftig, ook voor de kinderen. Daarna hebben de man en de vrouw een aantal gesprekken gevoerd over de omgang. Tussen de verjaardag van de vrouw op [datum 1] 2021 tot de verjaardag van de kinderen op [datum 2] 2021 is veelvuldig contact geweest. Dat ging goed. De man kwam destijds vier keer per week en bleef af en toe zelfs slapen. Hij was dan altijd nuchter en kon goed met de kinderen omgaan. Op de verjaardag van de kinderen op [datum 2] 2021 verkeerde de man echter wederom onder invloed van alcohol.
De vrouw wenst geen wekelijkse omgang meer, maar twee keer per maand. De teleurstelling die de kinderen ervaren doordat de man de omgang soms lange tijd niet nakomt - na [datum 2] 2021 heeft ook geen omgang meer plaatsgevonden - moet hen bespaard blijven. Daarbij geldt dat een lagere frequentie hopelijk voor de man wel haalbaar is. De vrouw is niet tegen een opbouw naar een wekelijkse omgang indien de man laat zien dat hij betrouwbaar is en de omgang om de twee weken goed nakomt. De vrouw zal nooit een constructief en veilig contact tussen de man en de kinderen in de weg staan. De deur staat altijd open voor de man als hij nuchter is. Een veilige omgeving is echter, mede gelet op de nog jonge leeftijd van de kinderen, van groot belang. De man zal de komende tijd moeten bewijzen dat hij daadwerkelijk een stabiel leven heeft opgebouwd.
5.4
De man betwist hetgeen de vrouw heeft aangevoerd en heeft daartoe naar voren gebracht dat hij op 15 november 2020 en op [datum 2] 2021 niet onder invloed van alcohol was. Het gaat vaak mis tussen partijen door miscommunicatie waardoor ruzies ontstaan. De man neemt dan
afstand van de situatie en loopt weg. Ook is het dan uit onmacht weleens voorgekomen dat de man de vrouw vervelende berichten heeft gestuurd. Sinds de escalatie op [datum 2] 2021 heeft geen omgang tussen de man en de kinderen meer plaatsgevonden. De man heeft een drankprobleem, maar dankzij de juiste hulpverlening heeft hij die verslaving onder controle.
De man drinkt nog sporadisch. De man zit via Inforsa thans enkel nog in een traject van het Leger des Heils met een woonbegeleider. Hij wordt in dit traject niet op alcoholgebruik gecontroleerd. Als het goed gaat, krijgt hij binnenkort een eigen woning. De man houdt veel van de kinderen. Hij doet er alles aan om nuchter te blijven en is na hun geboorte direct met hulpverlening gestart. De man begrijpt dat de vrouw veel wantrouwen voelt richting hem. De man is dan ook bereid voor ieder omgangsmoment een blaastest af te nemen om te laten zien dat hij betrouwbaar is. Tevens zou hij voor de kinderen bereid zijn om helemaal te stoppen met het nuttigen van alcohol.
De omgangsmomenten zijn volgens de omgangsregeling zoals neergelegd in de bestreden beschikking, reeds met een aantal waarborgen omgeven doordat ze ‘s ochtends plaatsvinden én onder begeleiding.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat duidelijk is dat partijen bereid zijn om te werken aan omgang en dat zij het belang ervan inzien. De alcoholverslaving van de man betreft echter een lastig probleem dat tevens veel wantrouwen oproept. De raad adviseert partijen hulpverlening in te schakelen. Partijen hebben zich bereid verklaard om zich daartoe aan te melden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De vrouw heeft daar zelfs al een aanmelding lopen. Een onafhankelijke derde kan hier adviseren hoe de omgang kan worden vormgegeven en welke veiligheidsafspraken dienen te worden gemaakt. Het betreft jonge kinderen, dus van belang is dat er goede afspraken komen. Partijen hebben lange tijd zelf getracht afspraken te maken, maar zij vallen steeds weer terug in hetzelfde patroon. De raad spreekt de hoop uit dat partijen op deze manier tot duidelijke afspraken kunnen komen en kunnen werken aan wederzijds vertrouwen.
5.6
Het hof overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het
omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Ingevolge 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.7
Ter zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de vraag of de man zijn alcoholverslaving onder controle heeft de omgang tussen de man en de kinderen in de weg staat. De vrouw heeft verklaard dat de man een zorgzame en lieve vader is voor de kinderen mits hij nuchter is. De man heeft echter een aantal omgangsmomenten verstoord doordat hij - naar haar inschatting - onder invloed van alcohol verkeerde en daar niet eerlijk over was. Dit zorgde volgens de vrouw voor onveilige situaties en dat is niet in het belang van de kinderen. Hierdoor is de vrouw het vertrouwen in de man verloren.
De man meent dat juist miscommunicatie tussen partijen de oorzaak is van het stagneren van
de omgang. Zo ontstaan ruzies naar aanleiding van kleinigheden. De man ontkent dat hij op
de door de vrouw aangehaalde omgangsmomenten onder invloed was van alcohol.
Partijen hebben verklaard dat zij zouden willen dat goede afspraken worden gemaakt in het
belang van de kinderen en dat die afspraken vervolgens nageleefd worden. Dit zou hun beiden rust geven.
Partijen hebben verklaard mee te willen werken aan een hulpverleningstraject zoals door de raad geadviseerd. De vrouw heeft zich reeds aangemeld bij CJG en de gegevens van de man aan hen verstrekt. Zodra er via de vrouw een akkoord is dat de man wil meewerken, kan de hulpverlening worden opgestart. Dit kan echter enige tijd duren door het bestaan van wachtlijsten. Daarom zijn partijen ter zitting in hoger beroep overeengekomen dat ondertussen de omgang tussen de man en de kinderen zal herstarten en wekelijks plaats zal vinden op zondagochtend van 10.00 uur tot 12.00 uur bij de vrouw thuis en dat de man voordien een blaastest zal ondergaan in het huis van de moeder van de vrouw (hierna: oma van moederskant), die de test zal beoordelen. Als de man negatief test op gebruik van alcohol, zal aansluitend onbegeleide omgang plaatsvinden. Als de man positief test op gebruik van alcohol, zal die week geen omgang tussen de man en de kinderen plaatsvinden, zonder dat de kinderen hiermee worden geconfronteerd. Deze regeling schept duidelijkheid voor partijen, vermijdt discussies omtrent alcoholgebruik, behoedt de kinderen voor onveilige situaties en teleurstelling en is daarom in hun belang.
Het hof gaat er met partijen vanuit dat zodra het hulpverleningstraject is gestart, zij met behulp van het CJG tot een passende omgangsregeling kunnen komen, die kan afwijken van de in deze beschikking vastgestelde regeling.
Proceskosten
5.8
De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen in de kosten van de procedure. Het hof ziet in de aard van deze zaak en de houding van de man geen aanleiding daartoe en zal de kosten compenseren in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van de beslissing omtrent de omgang en, in zoverre opnieuw beschikkende:
verstaat dat de vrouw de aanmelding van partijen bij het CJG zal doorzetten en ook de gegevens van de man aan het CJG zal doorgeven, zodat het hulpverleningstraject voor de omgangs- en/of ouderbegeleiding kan worden opgestart;
bepaalt dat, zolang partijen (na of in overleg met de hulpverlening) niet anders overeenkomen de man en de kinderen wekelijks omgang met elkaar zullen hebben op zondagochtend van 10.00 uur tot 12.00 uur bij de vrouw thuis met dien verstande dat:
de man voordien een blaastest zal ondergaan in het huis van oma van moederskant en als de man negatief test op gebruik van alcohol, vindt aansluitend onbegeleide omgang tussen de man en de kinderen plaats en als de man positief test op gebruik van alcohol zal die week geen omgang tussen de man en de kinderen plaatsvinden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.F Miedema en mr. L.M. Coenraad, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 22 juni 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.