ECLI:NL:GHAMS:2021:1962
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling met opbouw voor minderjarige na echtscheiding
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 22 juni 2021 een beschikking gegeven inzake de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind, na een echtscheiding. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, en de vader, verweerder in principaal hoger beroep, zijn in een langdurige juridische strijd verwikkeld over de omgang met hun kind, geboren in 2009. De vader heeft sinds de eerdere beschikking van 10 november 2020 het eenhoofdig gezag over het kind en de hoofdverblijfplaats is bij hem vastgesteld. De moeder heeft sindsdien geen contact meer gehad met het kind, wat aanleiding heeft gegeven tot deze procedure.
Het hof heeft in zijn beschikking de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd voor zover deze een omgangsregeling tussen de moeder en het kind vaststelde. Het hof heeft bepaald dat de omgang met de moeder, onder begeleiding van Bureau Jeugdzorg (BJZ), moet worden opgestart. De omgangsregeling is vastgesteld met een opbouw, waarbij het kind in de eerste fase eens in de veertien dagen op zaterdag van 13.00 tot 17.00 uur met de moeder zal omgaan, en vanaf 1 september 2021 zal de omgang verder worden uitgebreid naar een weekendverblijf.
De beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de wensen van het kind en de noodzaak van begeleiding gezien de spanningen tussen de ouders. Het hof heeft ook de rol van de Raad voor de Kinderbescherming in de procedure betrokken en benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering van de omgangsregeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.