In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2018. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder het gezag over haar kind, maar dit was door de rechtbank beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad stelde dat de moeder niet in staat was om de benodigde zorg voor haar kwetsbare kind te bieden, die medische en intensieve zorg nodig heeft. De moeder was het niet eens met deze beslissing en verzocht om het gezag te herstellen en een uitbreiding van de omgangsregeling. Het hof oordeelde dat de huidige situatie van de minderjarige, die bij pleegouders verblijft, niet in het belang van het kind was om het gezag bij de moeder te herstellen. De moeder heeft wel recht op omgang, maar het hof besloot dat de omgangsregeling voorlopig beperkt moest blijven tot eenmaal per drie weken, met een mogelijke uitbreiding naar eenmaal per twee weken vanaf september 2021. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank voor het overige, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond.