ECLI:NL:GHAMS:2021:1953
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige in familiezaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de man tot ondertoezichtstelling van zijn minderjarige dochter [A]. De man, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, stelde dat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van [A] en dat de moeder niet voldoende meewerkte aan hulpverlening. De vrouw daarentegen voerde aan dat de omgang tussen de man en [A] altijd al problematisch was en dat zij adequate hulp zocht voor [A]. De Raad voor de Kinderbescherming had in een rapport aangegeven dat er geen ondertoezichtstelling nodig was, ondanks de zorgen over de ontwikkeling van [A]. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, oordelend dat er geen noodzaak was voor ondertoezichtstelling, aangezien de moeder zelf adequate hulpverlening zocht en het ontbreken van contact tussen de man en [A] niet voldoende was om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de ontwikkeling van [A] en de rol van de moeder als verantwoordelijke ouder.