ECLI:NL:GHAMS:2021:1942

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
200.265.039/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag over minderjarige en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de vraag van gezamenlijk gezag over de minderjarige [A] tussen de man en de vrouw. De beschikking van het hof is gebaseerd op een eerder rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin werd geadviseerd het gezamenlijk gezag te handhaven. De Raad heeft onderzoek verricht naar de situatie van [A] en de communicatie tussen de ouders. Het hof heeft de ouders geïnformeerd over de mogelijkheid om de zaak zonder mondelinge behandeling af te doen, waarop beide partijen instemden met het advies van de Raad. Het hof concludeert dat er geen onaanvaardbaar risico is dat [A] klem of verloren zou raken tussen de ouders. De positieve ontwikkeling in de communicatie tussen de ouders en de stabiliteit in de thuissituatie van de man zijn belangrijke factoren in deze beslissing. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking, waarbij de ouders gezamenlijk met het gezag over [A] zijn belast.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.265.039/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/653812 / FA RK 18-5690 (BdV/PS)
Beschikking van de meervoudige kamer van 15 juni 2021 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. G.F.H. Velthuizen te Zaandam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D.B. den Hartog te Amsterdam.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Het hof verwijst naar zijn beschikking van 25 augustus 2020. In deze beschikking is, voor zover thans van belang, de raad verzocht onderzoek te verrichten naar de voor [A] meest wenselijke voorziening in het gezag. De beslissing over het gezag over [A] is aangehouden.
1.2
Bij het hof is op 26 februari 2021 het rapport van het door de raad verrichte onderzoek van 24 februari 2021 ingekomen.
1.3
Het hof heeft de man en de vrouw bij brief van 25 maart 2021 geïnformeerd voornemens te zijn de zaak zonder nadere mondelinge behandeling af te doen en partijen in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk over het raadsrapport uit te laten. Voor zover partijen een andere wijze van afdoening zouden wensen, is hen verzocht dit in hun reactie op het raadsrapport kenbaar te maken.
1.4
Nadien zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de man van 30 maart 2021, ingekomen per e-mail op dezelfde dag;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 26 april 2021, ingekomen op dezelfde dag.

2.De nadere motivering van de beslissing

2.1
In zijn rapport van 24 februari 2021 adviseert de raad - kort samengevat - het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw over [A] te handhaven. Een wijziging in het gezag komt volgens de raad niet tegemoet aan de belangen van [A] , omdat de raad ziet dat het de ouders op dit moment lukt om positief met elkaar te communiceren en om met elkaar samen te werken in het belang van [A] .
2.2
De man heeft het hof bij de hierboven onder 1.4 genoemde brief van 30 maart 2021 geïnformeerd zich te kunnen vinden in het advies van de raad en het hof verzocht een beslissing te nemen zonder nadere mondelinge behandeling.
2.3
De vrouw heeft het hof bij journaalbericht van 26 april 2021, zoals hierboven onder 1.4 genoemd, laten weten in te stemmen met het rapport van de raad en zich hierover niet nader te hoeven uitlaten.
2.4
Het hof overweegt als volgt.
De raad adviseert het gezamenlijk gezag, zoals uitgesproken in de bestreden beschikking, te handhaven. Uit het raadsrapport van 24 februari 2021 komt naar voren dat sprake is van een positieve ontwikkeling in de verstandhouding en communicatie tussen de ouders. [A] heeft inmiddels in een vast schema contact en omgang met de vader; zij overnacht iedere zaterdag bij hem en af en toe worden extra afspraken gemaakt voor een doordeweekse dag. Deze ontwikkeling is vrij recent, en tussen de ouders speelt nog wel oud zeer, maar zij zijn volgens het raadsrapport bereid in samenwerking met de hulpverlening en in het belang van [A] te werken aan bestendiging van de positieve ontwikkeling. Hiertoe zijn door het Ouder- en Kindteam (OKT) en [instelling] al stappen gezet door aanmelding van de ouders voor het traject [traject] , aldus de raad. Verder blijkt uit het rapport dat de man al gedurende een langere periode geen alcohol (meer) drinkt, dat hij hulpverlening heeft die hem hierbij ondersteunt en dat hij zich inzet om samen met zijn nieuwe partner een stabiele thuissituatie te creëren voor [A] en zijn andere kinderen. Inmiddels is ook tussen de moeder en de nieuwe partner van vader constructief contact en ook dat bevordert de uitoefening van gezamenlijk ouderschap door de man en de vrouw, zo volgt uit het rapport. De vrouw heeft in reactie op het rapport aan de raad meegedeeld dat zij verrast is door het advies en het daarmee niet eens is. Het hof ziet hierin onvoldoende aanleiding om af te wijken van het raadsadvies en zal dit volgen.
Gelet op het voorgaande is het hof namelijk van oordeel dat geen sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [A] klem of verloren zou raken tussen de ouders of dat afwijzing van het inleidend verzoek van de man tot gezamenlijk gezag anderszins in het belang is van [A] noodzakelijk is (artikel 1:253c, tweede lid, BW). Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen voor zover de ouders daarbij gezamenlijk met het gezag over [A] zijn belast.
2.5
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
in incidenteel hoger beroep
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover de man en de vrouw daarbij gezamenlijk met het gezag over [A] zijn belast.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier en is op 15 juni 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.