In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 augustus 2019. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van zijn zus. De tenlastelegging omvatte onder andere het mishandelen van zijn zus door haar in een houdgreep te nemen en haar meermalen in het gezicht te slaan, alsook het bedreigen van haar met de dood indien zij aangifte zou doen. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van de verklaringen van de verdachte, zijn zus en getuigen, en heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de benadeelde en getuigen beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat zijn gedrag beïnvloedde. De deskundigen concludeerden dat de verdachte niet strafbaar was, en het hof heeft deze conclusie overgenomen. De rechtbank Noord-Holland had eerder de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd. Het hof heeft deze maatregel bevestigd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar hem wel ter beschikking gesteld met de maatregel van verpleging van overheidswege.