ECLI:NL:GHAMS:2021:1938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
23-000501-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij en bewijsverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2018. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van diefstal van elektriciteit. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het telen van 458 hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. De verdachte werd aangetroffen in de nabijheid van een pand waar de hennepkwekerij was gevestigd, en er waren sterke aanwijzingen voor zijn betrokkenheid. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 16 weken geëist, waarvan 9 weken voorwaardelijk. Het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 6 dagen opgelegd, evenals een taakstraf van 80 uur, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor drugsdelicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000501-18
datum uitspraak: 23 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-860233-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met 3 november 2016 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) ongeveer 458 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks 1 mei 2016 tot en met 3 november 2016 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/electriciteit (61.872 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen hoeveelheid stroom/energie onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en/of een valse sleutel, door de zegels van de hoofdaansluitkast van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of te verwijderen en/of (vervolgens) een illigale elektriciteitsaansluiting, in elk geval buiten de meter om, te maken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring – en dientengevolge een andere strafoplegging – dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging vrijspraak van het aan de verdachte tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat nu [naam] bij de raadsheer-commissaris wederom heeft ontkend van de verdachte te hebben gehoord dat hij zou zijn ‘geript’ en hij bovendien niet weet of de verdachte ook in de periode direct voorafgaand aan diens aanhouding vaak in het pand aan de [adres 2] aanwezig was, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs overblijft dat de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij aantoont.
Oordeel van het hof
Het verweer wordt verworpen. Op donderdag 3 november 2016 omstreeks 4:00 uur ’s nachts kregen verbalisanten een oproep om naar de [adres 2] te gaan, omdat daar een afvalbak was aangetroffen waar hennep(afval) in zat. De verbalisanten zagen een Volkswagen bestelbus krap naast het pand [adres 2] staan en toen zij de portierramen van hun auto open deden, roken zij een sterke hennepgeur, komend uit dit pand. De verdachte is aangetroffen toen hij vanachter de op zijn naam gestelde [1] Volkswagen bestelbus vandaan kwam. [2] De verbalisanten zagen dat op de achterkant van de jas van de verdachte een hennepblaadje zat. [3] Binnen in het pand werd een hennepkwekerij met 458 hennepplanten aangetroffen. [4] De sleutelbos met sleutels die toegang gaven tot het pand lagen op de bijrijdersstoel van de Volkswagen bus. [5] Naast de verdachte werd de medeverdachte – geknield achter een geparkeerde personenauto – aangetroffen. [6]
Gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden, die redengevend zijn voor het bewijs van betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij, heeft de verdachte geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. Het hof is daarom van oordeel dat de in het pand aanwezige hennepplanten zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden, zodat de verdachte die planten aanwezig heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 november 2016 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) 458 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, onder aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken, waarvan 9 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in een pand aan de [adres 2] 458 hennepplanten aanwezig gehad. Het voorhanden hebben van deze grote hoeveelheid duidt op handel in hennep, welke doorgaans gepaard gaat met andersoortige criminaliteit en veel overlast veroorzaakt voor de omgeving. Daarbij komt dat de verdachte, zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2021, eerder ter zake van drugsdelicten onherroepelijk is veroordeeld en hem te dier zake straf is opgelegd. In die omstandigheden heeft de verdachte kennelijk geen aanleiding gezien zich niet opnieuw in te laten met drugscriminaliteit. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Gelet op het voorgaande acht het hof een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede een taakstraf van 100 uur in beginsel passend. Echter, nu namens de verdachte hoger beroep is ingesteld op 8 februari 2018 is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen strafzaken dienen te worden afgedaan van ruim 16 maanden. Het hof houdt rekening met die overschrijding in het voordeel van de verdachte, zodat een strafkorting van 20% zal worden toegepast op de duur van de op te leggen taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 6 dagen, alsmede een taakstraf van 80 uur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 juni 2021.
Mr. M. Lolkema en mr. A.P.M. van Rijn zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal met nummer PL1100-2016244736-42 van 10 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina 449.
2.Een proces-verbaal met nummer PL1100-2016244736-4 van 3 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina’s 446 - 448.
3.Idem., p. 447.
4.Een proces-verbaal met nummer PL1100-2016244736-15 van 3 november 2016 met bijlage in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], doorgenummerde pagina’s 450 - 452.
5.Een proces-verbaal met nummer PL1100-2016244783-18 van 3 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], doorgenummerde pagina’s 443 – 445, p. 444
6.Idem., p. 443.