In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en belediging van een ambtenaar in functie. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 21 oktober 2020. De tenlastelegging omvatte drie zaken: diefstal van een flesje parfum, diefstal van toiletpapier en koffiecups, en belediging van een politieambtenaar. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 mei 2021 heeft de verdediging vrijspraak bepleit voor de diefstal van toiletpapier en koffiecups, maar het hof oordeelde dat de verdachte de goederen wederrechtelijk had weggenomen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een ISD-maatregel van 18 maanden, waarbij de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte zwaar hebben meegewogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder meerdere keren was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat eerdere maatregelen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De ISD-maatregel is opgelegd om zowel de verdachte te behandelen als de maatschappij te beschermen tegen recidive. Het hof heeft ook een toetsingsmoment na 9 maanden vastgesteld om de voortzetting van de maatregel te evalueren.