ECLI:NL:GHAMS:2021:1929

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
23-003343-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt met betrekking tot verdachte in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1969, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen van hennepplanten in een pand in Hoogwoud op 24 december 2018. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, met name voor de vrijspraak van een ander ten laste gelegd feit. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 4 september 2019, waarin hij was vrijgesproken van een deel van de aanklacht. Het hof heeft de bewijsvoering van de getuige, die verklaarde dat hij door de verdachte was ingehuurd om hennepplanten te verzorgen, als overtuigend beschouwd. De verdachte had wisselend verklaard over zijn betrokkenheid en het hof oordeelde dat de hennepteelt wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, omdat de hennep bedoeld was voor verdere verspreiding en dit schadelijk is voor de volksgezondheid. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003343-19
datum uitspraak: 12 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-111604-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1969,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hoger beroep is onbeperkt ingesteld en is dus ook gericht tegen de beslissing van de rechtbank tot vrijspraak van het onder 2. ten laste gelegde. Hiertegen kan de verdachte evenwel ingevolge het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, geen hoger beroep instellen. De verdachte zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
1. primair
hij op of omstreeks 24 december 2018 te Hoogwoud, gemeente Opmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 474 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [getuige] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 24 december 2018 te Hoogwoud, gemeente Opmeer met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 474 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 24 december 2018 te Hoogwoud, gemeente Opmeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [getuige] en/of die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand/woning voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak van het aan de verdachte tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet heeft geweten van de hennepkwekerij in zijn woning. In dat geval had hij geen toestemming gegeven aan de politie om zijn woning binnen te treden. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de verdachte heeft beschikt over vermogen of een luxe leven heeft geleid, hetgeen niet te rijmen is met zijn vermeende betrokkenheid bij het telen van hennep.
De getuige [getuige] heeft bij de politie een zeer gedetailleerde verklaring afgelegd, waarin hij niet alleen zijn eigen rol nader toelicht, maar ook die van de verdachte. Zo zou hij door de verdachte zijn ingehuurd om in diens woning hennepplanten te verzorgen en zou hij daar € 3.000,00 voor ontvangen, heeft hij de sleutel van het huis van de verdachte gekregen, was de verdachte zelf niet de man met het geld, en kreeg hij via de verdachte geld om investeringen te kunnen doen in de kwekerij. Het hof heeft geen aanwijzingen om te twijfelen aan de juistheid van die door [getuige] afgelegde verklaring, temeer nu de verdachte hierover wisselend heeft verklaard en zich verder heeft beperkt tot de niet onderbouwde stelling dat de getuige [getuige] liegt. Zo heeft de verdachte in eerste instantie tegenover de verbalisanten verklaard dat hij niet begreep wat de getuige [getuige] in zijn woning deed en dat hij niet wist wie dat was en later dat hij had afgesproken dat de getuige [getuige] zijn woning mocht gebruiken om er met zijn vriendin te verblijven.
De verklaring van [getuige] vindt bovendien steun in het proces-verbaal van bevindingen inhoudende dat de verbalisanten van de buren hebben vernomen dat de huurder van de woning, een Irakese man, iedere dinsdag de woning bezocht.
Gelet op het voorgaande is de aan de verdachte ten laste gelegde hennepteelt wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 24 december 2018 te Hoogwoud opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres 2], een hoeveelheid van in totaal 474 hennepplanten.
Hetgeen onder 1. primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde voorhanden hebben van hennepplanten veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van een grote hoeveelheid hennepplanten. Gezien die hoeveelheid kan niet anders dan dat de hennep bedoeld was voor verdere verspreiding. Hennep is een verdovend middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. De handel in hennep gaat bovendien niet zelden gepaard met verschillende vormen van criminaliteit. De verdachte heeft met zijn handelen daaraan een bijdrage geleverd. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de beslissing tot vrijspraak van het onder 2. tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zo verre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. M. Jurgens en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 februari 2021.
Mr. M. Jurgens en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]