Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Bewijsverweer
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2018. De verdachte, geboren in 1976, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden voor witwassen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, die werd vernietigd en gematigd tot 7 maanden. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 29 januari 2021, waar de verdediging vrijspraak bepleitte en bewijsstukken overlegde die de legale herkomst van een geldbedrag van € 300.000,00 zouden moeten aantonen. Het hof oordeelde echter dat de door de verdediging gegeven verklaring niet als een concrete en verifieerbare verklaring kon worden aangemerkt. De verdediging had stukken overgelegd met betrekking tot onroerend goed transacties in Marokko, maar het hof concludeerde dat deze niet voldoende bewijs boden voor de herkomst van het aangetroffen geldbedrag in euro's. Het hof benadrukte de ernst van het witwassen en de impact op de legale economie, en matigde de straf vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.