Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
:
geleverd. Partijen twisten over de vraag of het stuk grond dat thans in gebruik is bij de eigenaar van de [adres 1] , met daarop onder meer een carport en een schuurtje (hierna verder te noemen: de betwiste grond), tot de verkochte grond behoort zoals genoemd in de exploitatieovereenkomst.
3.Beoordeling
grief 1heeft [appellant] onder meer betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat bij het tussen partijen gewezen vonnis van 19 oktober 2016 onherroepelijk is beslist over de aansprakelijkheid van de gemeente over het ontijdig leveren van zowel de betwiste, als de niet betwiste grond. Hij heeft daartoe gewezen op het dictum van dat vonnis, waarin geen onderscheid is gemaakt tussen beide gedeelten van de grond.
grief 4beklaagt [appellant] zich erover dat de rechtbank in het eindvonnis niet heeft willen terugkomen van bindende eindbeslissingen in het tussenvonnis. Deze grief behoeft geen bespreking, reeds omdat de daaraan ten grondslag gelegde stellingen in het kader van de hiervoor behandelde grieven aan de orde zijn geweest.
grief 5heeft [appellant] deze, ook door de rechtbank gehanteerde, maatstaf onderschreven. Hij heeft in het kader van deze grief in de kern gesteld dat hij enkel belang had bij de integrale levering, in één keer, van het gekochte terrein. Met name de betwiste grond was noodzakelijk voor de aanleg van de nutsvoorzieningen, de bouw van een PEN-huisje ten behoeve van de nutsvoorzieningen en het creëren van een veilige in- en uitrit van de te realiseren camping. Doordat de betwiste grond, waarin het leidingentracé van de nutsvoorzieningen was geprojecteerd, pas op 7 november 2016 is geleverd, is de vroegst mogelijke ingebruikname van de camping met zestien maanden vertraagd. Dat blijkt volgens [appellant] uit het rapport van EMN. Alle gevorderde schadecomponenten hangen samen met de te late levering van de door de locatie cruciale betwiste grond, staan daarmee dus in causaal verband en kunnen aan de gemeente worden toegerekend, aldus [appellant] .
‘Het tracé om onze kabel te leggen komen haaks voor de riolering de bocht om dat houd in zoals wij aangeven niet onder de duiker persen in verband met cruciale ligging.Zonder nadere steekhoudende toelichting, die [appellant] en [C] van EMN ook ter zitting in hoger beroep niet hebben gegeven, kan hieruit – op zichzelf en bezien in onderling verband en samenhang met de overige producties – echter niet worden afgeleid dat het leidingentracé daadwerkelijk slechts gesitueerd kon worden in de betwiste grond vlak langs de kadastrale erfgrens met [A] . Ook overigens valt dat uit de stellingen van [appellant] en de in het geding gebrachte producties niet af te leiden. Het had op de weg van [appellant] gelegen zijn stellingen nader toe te lichten. Dat hij dat niet heeft gedaan komt voor zijn rekening. [appellant] heeft ten slotte geen adequate verklaring gegeven voor de omstandigheid dat de camping pas op 1 juli 2017 is geopend, terwijl de laatste werkzaamheden in april 2017 hebben plaatsgevonden. Een en ander betekent dat [appellant] onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat de vroegst mogelijke ingebruikname van de camping door de te late levering van de betwiste grond met zestien maanden is vertraagd. Daarmee ontvalt ook de grond aan zijn stelling dat het werk bij tijdige levering van de betwiste grond, al in maart 2016 gereed had kunnen zijn en dat hij de camping vóór het toeristische seizoen 2016 had kunnen openen. Dat de locatie van de betwiste grond zo cruciaal was dat op grond daarvan de gevorderde schadeposten allemaal voortvloeien uit de late levering van de betwiste grond is al met al onvoldoende concreet toegelicht en kan niet uit de stellingen van [appellant] worden afgeleid. Grief 5 faalt.
grieven 6 tot en met 17is [appellant] opgekomen tegen de afwijzing van zijn schadeposten, op het toegewezen bedrag van € 105,= na. Zoals hiervoor is overwogen is de gemeente niet aansprakelijk voor andere schade dan die het gevolg is van de vertraging in de levering van de betwiste grond. Voor zover [appellant] , ook in hoger beroep, heeft nagelaten duidelijk tot uitdrukking te brengen welke van de door hem opgevoerde kosten verband houden met de te late levering van de betwiste grond, komt dat voor zijn rekening.
Partijen komen ter beëindiging van het geschil (…) het volgende overeen. (…) 2. [appellant] zal (…) het door hem ontvangen bedrag van € 4.000,= aan verbeurde dwangsommen terugbetalen aan de gemeente. Hij doet dit onder protest.[appellant] heeft dit bedrag vervolgens daadwerkelijk aan de gemeente terug betaald. Hij heeft in de eerste aanleg van deze procedure echter alsnog betaling van dit bedrag van € 4.000,= gevorderd.
bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.