ECLI:NL:GHAMS:2021:1869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
23-000372-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar de rechtbank in ontnemingszaak na vernietiging van vrijspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een geldbedrag van € 230.908,55 zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had de betrokkene echter vrijgesproken van het tenlastegelegde en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Het openbaar ministerie ging in hoger beroep tegen deze beslissingen.

In het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de rechtbank in de strafzaak de betrokkene op 21 mei 2019 had veroordeeld voor witwassen, wat de basis vormde voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering. Het hof oordeelde dat de rechtbank niet inhoudelijk op de ontnemingsvordering had beslist en dat de zaak teruggeworpen moest worden naar de rechtbank Noord-Holland voor een inhoudelijke beoordeling van de ontnemingsvordering.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Noord-Holland, zodat deze met inachtneming van het arrest van het hof recht kan doen. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarbij mr. A.R.O. Mooy, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000372-17
datum uitspraak: 30 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 januari 2017 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-973710-13 tegen de betrokkene
[betrokkene],
gevestigd te [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 230.908,55.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 mei 2016 vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 17 januari 2017 het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 mei 2019 veroordeeld ter zake van witwassen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep en terugwijzing

De rechtbank heeft bij de beslissing waarvan beroep het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering omdat de betrokkene in de strafzaak was vrijgesproken.
In de strafzaak in hoger beroep is het vonnis van de rechtbank bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 mei 2019 echter vernietigd en is de betrokkene veroordeeld voor witwassen. Aldus dient het openbaar ministerie op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht te worden ontvangen in de vordering tot ontneming en dient de ontnemingsvordering inhoudelijk te worden beoordeeld. Het hof zal daarom het vonnis van de rechtbank vernietigen.
Nu de rechtbank in deze ontnemingszaak niet inhoudelijk op de ontnemingsvordering heeft beslist en onderzoek daarvan gevolg moet zijn van de vernietiging van het vonnis, en nu de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft verzocht om terugwijzing naar de rechtbank, zal het hof de zaak, ingevolge artikel 423, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, terugwijzen naar de rechtbank Noord-Holland, teneinde met inachtneming van het arrest van het hof recht te doen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 maart 2021.
Mr. A.R.O. Mooy is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]