ECLI:NL:GHAMS:2021:1869
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugwijzing naar de rechtbank in ontnemingszaak na vernietiging van vrijspraak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een geldbedrag van € 230.908,55 zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had de betrokkene echter vrijgesproken van het tenlastegelegde en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Het openbaar ministerie ging in hoger beroep tegen deze beslissingen.
In het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de rechtbank in de strafzaak de betrokkene op 21 mei 2019 had veroordeeld voor witwassen, wat de basis vormde voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering. Het hof oordeelde dat de rechtbank niet inhoudelijk op de ontnemingsvordering had beslist en dat de zaak teruggeworpen moest worden naar de rechtbank Noord-Holland voor een inhoudelijke beoordeling van de ontnemingsvordering.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Noord-Holland, zodat deze met inachtneming van het arrest van het hof recht kan doen. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarbij mr. A.R.O. Mooy, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting.