ECLI:NL:GHAMS:2021:1862

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
23-004125-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene, die eerder was veroordeeld voor medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de betrokkene verplicht tot betaling van een bedrag van € 70.398,18 aan de Staat. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 30 maart en 18 mei 2021 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zou worden vastgesteld op € 35.199,09. De raadsman van de betrokkene betwistte deze vordering en stelde dat de betrokkene slechts twee keer had geoogst en dat de eerste oogst mislukt was. Het hof oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor drie eerdere oogsten en dat de betrokkene meer voordeel had genoten dan hij had verklaard.

Het hof constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep was overschreden met meer dan een jaar en zeven maanden. Dit leidde tot een matiging van de verplichting tot betaling aan de Staat, die werd vastgesteld op € 31.679,18. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij het de betrokkene de verplichting oplegde tot betaling van het ontnomen voordeel en de duur van de gijzeling bepaalde op maximaal 633 dagen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004125-17
datum uitspraak: 29 juni 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 november 2017 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-870816-14 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 70.398,18.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 augustus 2017 veroordeeld ter zake van - kort gezegd - medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 1 januari 2012 tot en met 7 januari 2013, medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod op 1 april 2014, medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 15 januari 2014 tot en met 31 maart 2014, medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 2 januari 2012 tot en met 20 juli 2013 en medeplichtigheid aan diefstal in vereniging in de periode van 25 januari 2012 tot en met 30 juli 2012.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 9 november 2017 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 70.398,18 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2021 en 18 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op een bedrag van € 35.199,09.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de vordering tot ontneming dient te worden afgewezen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat in de ontnemingsrapportage is uitgegaan van standaarden die niet zijn aangepast aan de bij de betrokkene aangetroffen specifieke situatie. In de ruimte stonden minder planten per vierkante meter dan in het rapport is aangenomen en in het rapport is, anders dan de betrokkene heeft verklaard, uitgegaan van drie gerealiseerde, geheel geslaagde oogsten. De betrokkene was slechts een beginneling. Hij heeft maar twee keer geoogst en aan de eerste oogst hooguit 3 kilogram hennep overgehouden. De tweede oogst is mislukt. Het voordeel van de betrokkene is, als hij al voordeel heeft genoten, slechts € 5.649,10 geweest, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
In de ontnemingsrapportage van 28 mei 2014 is uiteengezet welke aanwijzingen zijn gevonden die duiden op drie eerdere oogsten, zeventien hennepplanten per vierkante meter en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof is van oordeel dat dit voldoende is onderbouwd en dat hiermee voldoende aannemelijk is geworden dat de betrokkene door het telen van hennep in de periode voordat de kwekerij op 1 april 2014 werd ontmanteld drie eerdere oogsten heeft gehad en hij daaruit wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald. De verklaring van de betrokkene dat de eerdere oogsten (grotendeels) zijn mislukt, acht het hof niet aannemelijk. Deze stelling heeft de betrokkene niet nader met stukken onderbouwd. Daarnaast zijn er in de kwekerij geen bestrijdingsmiddelen aangetroffen en blijkt uit de bevindingen ter plaatse niet dat de aangetroffen hennepresten aanleiding hebben gegeven tot een vermoeden van aangetaste en uiteindelijk niet bruikbare volgroeide planten. Het verweer wordt aldus verworpen.
Opbrengst
Conform de ontnemingsrapportage zal worden uitgegaan van een bruto opbrengst per oogst van (310 planten x 27,2 gram x € 3.280,00) = € 27.656,96.
De totale bruto opbrengst bedraagt (3 x € 27.656,96) = € 82.970,88
Kosten
Ter berekening van de kosten zal worden uitgegaan van de cijfers uit het BOOM-rapport uit november 2010.
Afschrijvingskosten € 250,00
Kosten inkoop hennepstekken (310 x 2,85) € 883,50
Variabele kosten (310 x 3,33) € 1.032,30
Elektriciteitskosten € 1.960,00
Kosten knippers (310 x 0,21) € 65,10
--------------+
Kosten per oogst € 4.190,90
De totale kosten bedragen (3 x € 4.190,90) = € 12.572,70
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De opbrengst van € 82.970,88 minus het totale bedrag aan kosten van € 12.572,70 levert een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel op van € 70.398,18.
De betrokkene heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met de verkeerde personen in zee is gegaan en dat hij de helft van de opbrengst zou ontvangen. Met de advocaat-generaal neemt het hof, gelet op de verklaring van de betrokkene, de betrokkenheid van een ander aan. Het hof schat het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel aldus op een totaalbedrag van € 35.199,09.

Verplichting tot betaling aan de Staat

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 32.199,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof constateert dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is overschreden. In eerste aanleg is de ontnemingszaak aangevangen met een schriftelijke vordering van het openbaar ministerie van 26 juni 2017. De vordering tot ontneming is in eerste aanleg afgerond met een eindbeslissing op 9 november 2017. Op 22 november 2017 is namens de betrokkene hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beslissing van de rechtbank. Het hof spreekt op 29 juni 2021 het arrest uit. Daarmee is de redelijke termijn bij de behandeling in hoger beroep met ruim 1 jaar en 7 maanden overschreden.
Gelet op voornoemde overschrijding van de redelijke termijn ziet het hof aanleiding om de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel met 10%, te weten € 3.519,91 te matigen tot een bedrag van € 31.679,18.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
35.199,09 (vijfendertigduizend honderdnegenennegentig euro en negen cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 31.679,18 (eenendertigduizend zeshonderdnegenenzeventig euro en achttien cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 633 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juni 2021.
Mr. A.R.O. Mooy is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]