In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2019. De verdachte, geboren in 1984, was beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak kwam aan het licht na een MMA-melding die de politie ontving op 24 mei 2019, waarin werd gemeld dat de verdachte betrokken was bij drugshandel en vuurwapenbezit. De politie heeft vervolgens een doorzoeking uitgevoerd op het adres van de verdachte, waar een geladen vuurwapen werd aangetroffen. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat de MMA-melding onvoldoende grond bood voor een redelijk vermoeden van schuld. Het hof oordeelde echter dat de melding concreet en specifiek genoeg was en dat de doorzoeking niet in strijd was met de wet. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee jaar voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uur. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele gezinssituatie en de maatschappelijke problematiek rondom vuurwapengebruik.