ECLI:NL:GHAMS:2021:1816
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen gerechtsdeurwaarder wegens onrechtmatige beslaglegging en toepassing beslagvrije voet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager had in 2003 en 2005 vonnissen tegen zich gekregen, waarbij hij tot betaling van geldbedragen was veroordeeld. In 2015 zijn deze vonnissen aan hem betekend, waarna de gerechtsdeurwaarder op verschillende momenten beslag heeft gelegd op zijn inkomen. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatige beslagen heeft gelegd, omdat zijn inkomen onder de beslagvrije voet lag, en dat hij het onrechtmatig geïncasseerde bedrag niet terugbetaalt. Daarnaast verwijt klager de gerechtsdeurwaarder het ontbreken van een gespecificeerde renteberekening.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en de klacht beoordeeld. Het hof oordeelt dat de klacht over de onrechtmatige beslagen ongegrond is, omdat klager zijn inkomenspositie niet tijdig heeft kenbaar gemaakt aan de gerechtsdeurwaarder. De klacht over de renteberekening is ook ongegrond, omdat de gerechtsdeurwaarder de specificatie van de renteberekening tijdig heeft verstrekt. Echter, het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder bij de beslaglegging onder een bepaalde derde geen beslagvrije voet heeft toegepast, wat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De kamer had eerder een maatregel van berisping opgelegd, welke het hof bevestigt. De kostenveroordeling in hoger beroep wordt niet opgelegd, omdat klager het hoger beroep heeft ingesteld en de gerechtsdeurwaarder dezelfde maatregel opgelegd krijgt als eerder door de kamer.