Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De verdere beoordeling
3.9 Grief 4 in principaal appel strekt ten betoge dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan het gevoerde verweer dat de transacties niet alleen schade hebben veroorzaakt. [appellant] betoogt, zo begrijpt het hof, dat de stijging van de waarde van de aangekochte gronden in mindering op de schade moet komen. In het kader van de beoordeling van deze grief is van belang wat in de visie van elk van partijen de situatie zou zijn geweest als de onrechtmatige daad was uitgebleven. Het is immers die hypothetische situatie die, met het oog op de vaststelling van de schade, vergeleken moet worden met de werkelijke situatie zoals die zich met en na de onrechtmatige handeling heeft voorgedaan. Nu de stelling van partijen op dat punt niet voldoende duidelijk zijn, zal het hof partijen in de gelegenheid stellen hun standpunten nader toe te lichten, waarbij de stelplicht in beginsel op Vestia rust, zodat zij eerst een akte mag nemen, waarna [appellant] mag reageren.”
Het hof gaat voorbij aan het betoog van [appellant] dat er ontwikkelingskosten zijn gemaakt, maar dat hij die kosten niet nader kan onderbouwen omdat het Openbaar Ministerie de boekhouding in beslag heeft genomen. Het had op zijn weg gelegen de boekhouding, of in ieder geval kopieën daarvan, bij het Openbaar Ministerie op te vragen. Bij gebreke van een behoorlijke gemotiveerde betwisting gaat het hof er dan ook vanuit dat er in feite geen ontwikkelingskosten ten laste van AZ Wonen zijn gemaakt.”