ECLI:NL:GHAMS:2021:1793

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
23-003328-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in verband met hennepkwekerij en ontnemingsvordering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het openbaar ministerie vorderde dat de betrokkene een bedrag van € 49.629,90 zou betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De politierechter had deze vordering eerder toegewezen.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden rondom de hennepkwekerij onderzocht. Er zijn 492 hennepplanten en 601 hennepstammetjes aangetroffen in een bedrijfspand, wat duidt op een eerdere oogst. Het hof heeft de bruto opbrengst van de hennep berekend op minimaal € 55.590,09, waarbij rekening is gehouden met de kosten die de betrokkene heeft gemaakt. Na aftrek van deze kosten, die in totaal € 6.060,28 bedragen, is het netto wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 49.529,81.

De raadsman van de betrokkene heeft verzocht om matiging van de betalingsverplichting op basis van draagkracht, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene geen draagkracht zou hebben. Het hof heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn in deze zaak is overschreden, maar heeft deze overschrijding niet verdisconteerd in de ontnemingszaak. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting tot betaling aan de Staat van € 49.529,81 opgelegd, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003328-18 (Ontneming)
datum uitspraak: 11 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 maart 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-046294-17 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [verdachte] ,
adres: [woonplaats] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 49.629,90.
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 maart 2018 veroordeeld ter zake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 28 maart 2018 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 49.629,90 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 juni 2021 veroordeeld ter zake van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 januari 2020 en 28 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en de raadsman naar voren is gebracht.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van € 49.629,90 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft primair verzocht het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Het voordeel is verkregen uit een ander strafbaar feit dan het bewezenverklaarde waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat dat feit door de veroordeelde is begaan.
Op 5 september 2016 werd bij de politie een melding gedaan dat er werd ingebroken in een bedrijfspand gelegen op de [adres]. Aldaar werden door de politiemedewerkers geen personen aangetroffen, maar wel een in werking zijnde hennepkwekerij op de eerste verdieping. [1] In de hennepkwekerij zijn in totaal 492 hennepplanten aangetroffen van ongeveer zeven weken oud. [2] Tevens werden 601 hennepstammetjes aangetroffen. [3] Mede gelet op de 601 aangetroffen hennepstammetjes en de hierna aangegeven omstandigheden gaat het hof ervan uit dat sprake is geweest van een eerder gerealiseerde oogst.
Vaststelling opbrengst
In de kweekruimte stonden 601 hennepplanten en/of potten (naar het hof begrijpt wordt in het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e 2e lid Sr hiermee bedoeld de aangetroffen 601 hennepstammetjes). Dit is vastgesteld door de hennepplanten en/of potten (naar het hof begrijpt: de hennepstammetjes) te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was
41 m2. Per m2 stonden er 15 hennepplanten en/of potten. In het rapport van het Functioneel Parket Afpakken van 1 november 2010 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst aan hennep per plant. De opbrengst aan hennep per plant is volgens voornoemde tabel minimaal 28,2 gram. [4]
De totale bruto opbrengst aan hennep per plant bedraagt:
601 planten x 28,2 gram = 16,9482 kilogram
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het rapport van het Functioneel Parket Afpakken van 1 november 2010 bedraagt dit minimaal € 3.280,00 per kilogram. [5]
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal:
16,9482 kilogram x € 3.280,00 = € 55.590,09
Vaststelling eerdere oogst
Er wordt uitgegaan van één reeds gerealiseerde oogst in de kweekruimte. Uitgangspunt hierbij is een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. De eerdere oogst is vastgesteld op basis van ingesteld onderzoek, waarbij de volgende aanwijzingen bleken. Er zijn verdroogde resten van hennepplanten en een doos hennepresten aangetroffen. Er is hennepafval aangetroffen in een doos. [6]
In dezelfde ruimte werden meerdere vuilniszakken aangetroffen met gebruikte potgrond. In deze zakken zijn in totaal 601 hennepstammetjes aangetroffen. [7] Er werd een aantal (vuilnis)zakken met potgrond aangetroffen. [8] In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten. Verder hadden diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud als de lege potten die in de kweekruimte zijn aangetroffen. Aannemelijk is dat deze potgrond zich in een eerdere stadium in deze potten had bevonden. In de al geoogste hennepkwekerij zijn potten met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich wortelresten van vermoedelijk hennepplanten, wat erop duidt dat sprake is geweest van een eerdere oogst. [9]
Kosten
De elektriciteit werd illegaal betrokken en door Liander is hiervan aangifte gedaan. [10] De kosten van de elektriciteit zijn door de betrokkene niet betaald, zodat deze ook niet op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering worden gebracht. [11]
Uit onderzoek is de verdenking gerezen dat de betrokkene geen kosten heeft gemaakt voor het knippen van de hennepplanten. Met deze kosten wordt bij de berekening dan ook geen rekening gehouden. [12]
Uit onderzoek is het vermoeden gerezen dat ten behoeve van de huisvesting extra kosten gemaakt zijn. De ruimte werd gehuurd voor een kledinglijn maar uit onderzoek en verklaringen is gebleken dat er geen bedrijvigheid hierin was. De betrokkene stond ook niet ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Het lijkt derhalve er sterk op dat het pand slechts gehuurd werd voor hennepteelt en dat de kledinglijn als dekmantel werd gebruikt. De huur bedroeg € 800,00 per maand. Uitgegaan wordt van één oogst die tien weken duurt. De huur bedraagt € 9.600,00 per jaar. € 9.600,00 gedeeld 52 weken is € 184,61 per week. [13] De huur voor tien weken bedraagt € 184,61 x 10 = € 1.846,10.
Volgens de verklaring van [getuige] afgelegd bij de raadsheer-commissaris zou hij iedere week € 50,00 van [verdachte] (hof: de betrokkene) krijgen als vergoeding voor het feit dat hij het pand op zijn naam had, maar hij heeft slechts twee keer € 50,00 van haar gehad. Het hof zal daarom twee keer een bedrag van
€ 50,00 in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De in mindering te brengen kosten zijn op basis van het rapport van het Functioneel Parket Afpakken van 1 november 2010:
Afschrijvingskosten: € 400,00
Hennepstekken (€ 2,85 x stek/plant) € 1.712,85
Variabele kosten (€ 3,33 per stek/plant) € 2.001,33
Elektriciteitskosten € 0,00
Kosten knippers € 0,00
Huisvestingskosten € 1.846,10
Bedragen betaald aan [getuige] (2 x € 50,00) € 100,00
Totaal aan kosten € 6.060,28
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt:
Bruto opbrengst € 55.590,09
Kosten -/- € 6.060,28
Totaal € 49.529,81
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt € 49.529,81.

Verplichting tot betaling aan de Staat

De raadsman heeft, subsidiair, een draagkrachtverweer gevoerd. Hij heeft verwezen naar een ter terechtzitting van 3 juni 2020 overgelegd budgetplan en heeft het hof verzocht de betalingsverplichting te matigen.
Het hof overweegt als volgt.
De draagkracht
In beginsel dient de draagkracht aan de orde te worden gesteld in de executiefase. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen met vrucht aan de orde worden gesteld indien aanstonds duidelijk is dat de betrokkene op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben om de betalingsverplichting te kunnen voldoen. Op dit moment is niet aanstonds duidelijk dat de betrokkene thans en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Het door de raadsman overgelegde budgetplan brengt het hof niet tot een ander oordeel.
De redelijke termijn
Het hof heeft geconstateerd dat de inzendingstermijn is overschreden. Voorts is bij behandeling van deze zaak in hoger beroep de redelijke termijn overschreden. Aangezien het hof de overschrijding van de redelijke termijn reeds heeft verdisconteerd in de in hoger beroep gelijktijdig behandelde strafzaak, wordt deze overschrijding in de ontnemingszaak niet verdisconteerd.
Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door haar wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 49.529,81.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 49.529,81 (negenenveertigduizend vijfhonderdnegenentwintig euro en eenentachtig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 49.529,81 (negenenveertigduizend vijfhonderdnegenentwintig euro en eenentachtig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 990 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. M. Jurgens en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juni 2021.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkweerij ex art. 36e 2e lid Sr (hierna: Ontnemingsrapport) pag. 127.
2.Ontnemingsrapport pag. 127-128.
3.Ontnemingsrapportage pag. 128.
4.Ontnemingsrapport pag. 128.
5.Ontnemingsrapport pag. 128.
6.Ontnemingsrapport pag. 128.
7.Ontnemingsrapport pag. 128.
8.Ontnemingsrapport pag. 128-129.
9.Ontnemingsrapport pag. 129.
10.Ontnemingsrapportage pag. 129.
11.Ontnemingsrapport pag. 129.
12.Ontnemingsrapport pag. 129.
13.Ontnemingsrapport pag. 129.