In deze zaak gaat het om een schadestaatprocedure waarbij [appellant] in hoger beroep is gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. [appellant] had in 1994 een pensioenverzekering afgesloten bij de rechtsvoorganger van Scildon, met een arbeidsongeschiktheidsverzekering met Plusdekking. Na een geschil over de uitleg van de verzekeringen, heeft het hof in een eerdere procedure geoordeeld dat de verzekeraar zijn zorgplicht heeft geschonden door onvoldoende uitleg te geven. In deze procedure vordert [appellant] schadevergoeding voor het niet ontvangen van arbeidsongeschiktheidsrente over de periode van 1 november 2010 tot 1 november 2015. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis een bedrag van € 41.627,75 toegewezen, maar [appellant] is het niet eens met de toegepaste kansberekening en de afwijzing van zijn juridische kosten. Het hof heeft de grieven van [appellant] en Scildon gezamenlijk besproken en geconcludeerd dat de vorderingen van [appellant] in eerste aanleg moeten worden afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat er geen causaal verband is tussen de normschending en de gevorderde schade, en dat de kans op een betere uitkomst nihil is. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen en de proceskosten verhaald op [appellant].