ECLI:NL:GHAMS:2021:1718

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
200.257.147/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een eerder arrest inzake beëindiging samenwerking vennootschap onder firma

In deze zaak, die betrekking heeft op de beëindiging van een samenwerking tussen vennootschappen onder firma, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2021 een arrest gewezen waarin een eerder arrest van 16 februari 2021 werd verbeterd. In het eerdere arrest werd [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 19.386,17 aan [appellante], te vermeerderen met wettelijke rente. Echter, [geïntimeerde] verzocht het hof om dit bedrag te corrigeren naar € 9.693,09, omdat de vordering van [appellante] slechts betrekking had op de helft van het oorspronkelijk genoemde bedrag. Dit verzoek werd ondersteund door [appellante], die instemde met de voorgestelde verbetering.

Het hof heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout in het eerdere arrest, waardoor het verzoek van [geïntimeerde] werd toegewezen. Het hof heeft het eerdere arrest verbeterd, zodat het nu correct vermeldt dat [geïntimeerde] aan [appellante] een bedrag van € 9.693,09 moet betalen, met wettelijke rente vanaf 22 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 juni 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.257.147/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/624205 / HA ZA / 17-198
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 juni 2021
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
tevens geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S.M. van Luijk te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
tevens appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. C. Erasmus te Amsterdam.

1.Verloop van de procedure

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak is op 16 februari 2021 arrest gewezen. Daarin heeft het hof het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk bekrachtigd en voor het overige vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] veroordeeld tot het doen van diverse betalingen aan [appellante] waaronder, in onderdeel 4.3 van de beslissing, betaling van een bedrag van € 19.386,17, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Per telefax van zijn advocaat van 14 mei 2021 heeft [geïntimeerde] het hof verzocht om, met toepassing van artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het arrest van 16 februari 2021 te verbeteren door het bedrag van € 19.386,17 te vervangen door € 9.693,09, zijnde de helft van het eerstgenoemde bedrag. Aan dit verzoek legt [geïntimeerde] ten grondslag dat, nu de vordering van [appellante] in dit verband slechts zag op betaling van de helft van dat bedrag, de vermelding van het bedrag in onderdeel 4.3 van het arrest een kennelijke fout betreft die zich leent voor eenvoudig herstel.
[appellante] , daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld, heeft per e-mail van haar advocaat van 19 mei 2021 op dit verzoek gereageerd en heeft het hof laten weten dat de zienswijze van [geïntimeerde] juist is en dat kan worden ingestemd met de verzochte verbetering.
Daarna is arrest bepaald op heden.

2.Beoordeling

Het hof constateert dat de vordering van [appellante] in hoger beroep strekte tot betaling van de helft van het bedrag van € 19.386,17, zijnde € 9.693,09, en dat het arrest van 16 februari 2021 mitsdien een kennelijke fout bevat die zich leent voor eenvoudig herstel.
Het verzoek moet daarom worden toegewezen.

3.Beslissing

Het hof:
verbetert het arrest dat het op 16 februari 2021 tussen partijen heeft gewezen in die zin, dat onderdeel 4.3 daarvan als volgt zal worden gelezen:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellante] een bedrag te betalen van € 9.693,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verstaat dat deze uitspraak, met vermelding van de datum daarvan, zal worden gesteld op de minuut van het arrest van 16 februari 2021.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, A.L.M. Keirse en H. Struik en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021.