ECLI:NL:GHAMS:2021:1670

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
200.283.962/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor geslachtsnaamwijziging van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamwijziging van haar minderjarige zoon. De moeder had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de rechtbank Amsterdam, dat op 2 september 2020 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de geslachtsnaam niet in het belang van de minderjarige was, mede omdat er geen contact was tussen de minderjarige en zijn vader. De moeder ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat de bijzondere curator, die was benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen, had geconcludeerd dat de wijziging van de achternaam in het belang van de minderjarige was.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De ouders van de minderjarige zijn gescheiden en de minderjarige heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder. De vader heeft de minderjarige erkend, maar er is al geruime tijd geen contact meer tussen hen. De bijzondere curator heeft in haar rapport aangegeven dat de minderjarige zijn achternaam wil wijzigen naar die van de stiefvader, wat volgens haar belangrijk is voor de identiteitsvorming van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige zijn vader volledig afwijst en dat de wijziging van de achternaam hem zou helpen om zich meer verbonden te voelen met zijn huidige gezinssituatie.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat het belang van de minderjarige zwaarder weegt dan het belang van de vader en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de moeder is toestemming verleend om een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam in te dienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.283.962/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/677856 / FA RK 19-8304 (JE/WvL)
Beschikking van de meervoudige kamer van 1 juni 2021 inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. van Ommeren te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.F.M. Kappé te Amsterdam.
Als (overige) belanghebbende zijn aangemerkt:
- de minderjarige [zoon] (verder te noemen: [de minderjarige] )
- de bijzondere curator, mr. C.A. Winnubst.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 2 september 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 5 oktober 2020 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 2 september 2020.
2.2
De vader heeft op 23 november 2020 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 1 februari 2021 met bijlage, ingekomen op 2 februari 2021.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [de minderjarige] gesproken. Van dit gesprek is ter zitting een korte samenvatting gegeven.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 12 februari 2021 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bijzondere curator.

3.De feiten

3.1
Uit de (in 2008 verbroken) relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk: de ouders) is [de minderjarige] geboren [in] 2006 te [geboorteplaats] .
3.2
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] . De vader heeft [de minderjarige] erkend. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder.
3.3
De moeder heeft een relatie met [de stiefvader] en uit deze relatie is [Y] geboren [in] 2014 te [geboorteplaats] .
3.4
Sinds januari 2017 heeft [de minderjarige] geen contact meer met zijn vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het inleidende verzoek van de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen voor de ontbrekende instemming van de vader tot het indienen van een verzoek bij dienst Justis tot geslachtsnaamwijziging van [de minderjarige] , waarbij het verzoek zal zijn dat zijn geslachtsnaam zal worden gewijzigd in [achternaam stiefvader] , afgewezen.
Voorafgaand aan deze beslissing heeft de rechtbank bij beschikking van 4 maart 2020 mr. C.A. Winnubst benoemd tot bijzondere curator over [de minderjarige] en haar verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
a. Is het naar het oordeel van de bijzondere curator de wens van [de minderjarige] om zijn achternaam te wijzigen in die van [achternaam stiefvader] een (intrinsieke) wens van [de minderjarige] zelf? Wat is/zijn daar de reden(en) van?
b. Wat is/zijn naar het oordeel van de bijzondere curator de onderliggende reden(en) dat de zorgregeling door de ouders niet wordt nageleefd en er geen contact meer is tussen [de minderjarige] en zijn vader? Is dit in het belang van [de minderjarige] ? Speelt dit een rol bij de wens van [de minderjarige] om zijn achternaam te wijzigen?
c. In hoeverre ziet de bijzondere curator mogelijkheden om (eventueel in de toekomst) te werken aan verbetering van de relatie tussen [de minderjarige] en zijn vader? Is dit in het belang van [de minderjarige] ?
d. Vindt de bijzondere curator dat [de minderjarige] in voldoende mate de mogelijke gevolgen van het wijzigen van zijn achternaam overziet? En, indien de bijzondere curator vindt dat dat niet het geval is, kan de bijzondere curator [de minderjarige] helpen om daarbij een voldoende overzicht te krijgen?
e. Vindt de bijzondere curator het in het belang van [de minderjarige] dat aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om een verzoek tot achternaamswijziging in te dienen?
f. Heeft de bijzondere curator verder nog opmerkingen?
De bijzondere curator heeft in haar rapport van 30 mei 2020 geconcludeerd het voor [de minderjarige] belangrijk te vinden dat zijn achternaam wordt gewijzigd in [achternaam stiefvader] .
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre), haar inleidende verzoek alsnog toe te wijzen en haar vervangende toestemming te verlenen een verzoek in te dienen tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] in [achternaam stiefvader] .
4.3
De vader verzoekt het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan het hof ligt ter beoordeling voor het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen voor het indienen van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] .
5.2
Artikel 1:7 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning kan worden gewijzigd. In het Besluit houdende Regels voor de geslachtsnaamwijziging, verder te noemen “het besluit”, zijn met betrekking tot de gronden waarop de geslachtsnaamwijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en de behandeling van dergelijke verzoeken nadere regels gesteld.
Artikel 3 lid 1 van het besluit luidt (voor zover hier van belang):
“Op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens
geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, (…) wordt de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd:
(…)
b. in de geslachtsnaam van de levensgezel van de ouder, indien deze persoon anders dan als ouder de minderjarige tezamen met de ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed.(…)”
Lid 4 van artikel 3 van het besluit bepaalt (voor zover hier van belang) dat:
“Het verzoek wordt afgewezen, indien:
(…)
c. een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft (…).”
5.3
Van een rechtstreekse toetsing door de burgerlijke rechter van het verzoek van de moeder aan artikel 3 van het besluit kan geen sprake zijn aangezien dit besluit zich richt tot de Koning en toetsing is voorbehouden aan de Koning.
Echter, nu de wettelijke vertegenwoordigers van [de minderjarige] van mening verschillen over een eventuele wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] is sprake van een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening, dat gelet op artikel 1:253a BW aan de rechter kan worden voorgelegd. De burgerlijke rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt bovendien dat hoezeer het belang van het kind een overweging van eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Dit betekent dat het hof weliswaar rekening houdt met de omstandigheid dat artikel 3 van het besluit het primaat legt bij de mening van de minderjarige van 12 jaar of ouder, maar dat dit binnen het toetsingskader van artikel 1:253a BW niet van doorslaggevende betekenis hoeft te zijn.
5.4
De moeder betoogt dat de rechtbank ten onrechte het verzoek in eerste aanleg heeft afgewezen en voert daartoe het volgende aan. De rechtbank heeft een bijzondere curator benoemd om een antwoord te krijgen op de vraag of wijziging van de achternaam van [de minderjarige] zijn eigen intrinsieke wens is en in zijn belang is. De bijzondere curator heeft deze vragen bevestigend beantwoord. De rechtbank heeft het advies van de bijzondere curator niet gevolgd en overwogen dat zij er niet van overtuigd is dat de wijziging van de achternaam in het belang van [de minderjarige] is, dat het volledig zijn eigen keuze is en dat de mogelijkheid bestaat dat [de minderjarige] later spijt krijgt van zijn keuze. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat er thans geen omgang is tussen [de minderjarige] en de vader en dat wijziging van de achternaam niet in het belang van het herstel van de omgang is, ook omdat vast staat dat de moeder de omgang tegenwerkt. De moeder meent dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij is afgeweken van het advies van de bijzondere curator. Daarbij komt dat de rechtbank kennelijk het feit dat er geen omgang tussen [de minderjarige] en de vader is heeft laten meewegen in haar beslissing, terwijl dit in de ogen van de moeder geen enkel verband houdt met de vraag of vervangende toestemming al dan niet verleend dient te worden. In dat verband verwijst de moeder naar de nota van toelichting bij het besluit geslachtsnaamwijziging met betrekking tot artikel 3 lid 4 sub c, waarin het verantwoord wordt geacht een geslachtsnaamwijziging toe te staan, zelfs als een ouder zich hiertegen verzet, als een kind van 12 jaar of ouder bij zijn wens hiertoe blijft. In casu is dit overduidelijk het geval.
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder hieraan toegevoegd dat zij in april 2021 gaat trouwen met haar partner en dat [de minderjarige] al sinds de geboorte van zijn zusje [Y] in 2014 de wens heeft zijn achternaam te wijzigen, zodat hij net als zijn zusje, zijn stiefvader en straks ook zijn moeder [achternaam stiefvader] zal heten. Hij gebruikt deze naam al bij zijn sportvereniging en in zijn mailadres. Hij wil de naam ook graag zien op zijn diploma van de middelbare school, dat hij op zijn zeventiende zal behalen en is zelfs bereid te doubleren, zodat hij dan meerjarig is en niet langer toestemming nodig heeft voor de naamswijziging, aldus de moeder.
5.5
De vader betoogt dat de rechtbank het verzoek van de moeder terecht heeft afgewezen en voert daartoe het volgende aan. Bij de geboorte van [de minderjarige] hebben partijen gezamenlijk gekozen voor de geslachtsnaam van de vader. [de minderjarige] draagt die naam vanaf zijn geboorte en hij is daarmee opgegroeid. Het feit dat er al enige jaren geen contact is geweest tussen [de minderjarige] en de vader acht hij van onvoldoende belang om de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen. Omwille van [de minderjarige] is de omgang gestaakt. Dat was geen keuze waar de vader achter stond en wat hem betreft heeft dat ook geen definitief karakter. Hij wil niets liever dan contact met [de minderjarige] en hij sluit niet uit dat het contact er in de toekomst nog zal komen. Hij betreurt het ten zeerste dat de moeder ook nu weer aangeeft niet te willen meewerken aan enigerlei vorm van hulpverlening waarmee het contact kan worden hersteld. Uit het verslag van de bijzondere curator komt het beeld naar voren dat [de minderjarige] nog steeds klem zit. De vader meent ook dat uit het verslag geproefd kan worden dat de wijziging van de geslachtsnaam meer de wens is van de moeder en haar partner dan van [de minderjarige] zelf. De vader betwijfelt dan ook ten zeerste of het daadwerkelijk de wens van [de minderjarige] is dat zijn achternaam wordt gewijzigd. Toewijzing van het verzoek zal voor de vader een grote emotionele impact hebben. Het betekent immers dat de enige band die er momenteel is, wordt doorgesneden. Daarnaast vraagt de vader zich af of [de minderjarige] de gevolgen daadwerkelijk wel volledig kan overzien en zich realiseert wat het bijvoorbeeld zou betekenen als de moeder en haar huidige partner uit elkaar zouden gaan. De vader is dan ook van mening dat er een onvoldoende zwaarwegend belang is om de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen.
Ter zitting in hoger beroep heeft hij hieraan toegevoegd dat hij hoopt dat [de minderjarige] op enig moment contact met hem zal opnemen en het gesprek met hem wil aangaan. Wellicht dat [de minderjarige] op zijn achttiende andere invloeden en meer (levens)ervaring heeft opgedaan, waardoor hij anders denkt over dingen, aldus de vader.
5.6
De bijzondere curator heeft in haar rapport van 30 mei 2020 onder meer het volgende naar voren gebracht. Zij heeft de indruk gekregen dat [de minderjarige] in het verleden flink tussen zijn ouders in de knel heeft gezeten. Het is de ouders niet gelukt om de onderlinge verhoudingen te normaliseren en de onderlinge spanningen in het belang van [de minderjarige] te verminderen. [de minderjarige] heeft een moeilijke tijd gehad waarin hij niet meer zichzelf was en hij niet goed in zijn vel zat, hetgeen zich onder meer uitte in concentratieverlies en slechte schoolprestaties. Bij de bijzondere curator is het beeld ontstaan dat die situatie heeft geleid tot wat er bij [de minderjarige] is gebeurd: het kiezen voor de wereld van één ouder, de hoofdverzorgende ouder, teneinde rust te creëren om weer in balans te komen. In het huidige leven van [de minderjarige] is nauwelijks ruimte voor contact met zijn vader. De bijzondere curator heeft de indruk dat [de minderjarige] zelf zijn achternaam wil wijzigen, zodat zijn achternaam met zijn huidige woon- en gezinssituatie overeenkomt. Ook heeft zij de indruk dat de onderliggende reden van het niet naleven van de zorgregeling voor een belangrijk deel bij de moeder ligt. De moeder mist bewustzijn van het belang van [de minderjarige] om contact te hebben met de vader uit wie hij is ontstaan, op wie hij lijkt en die van hem houdt, met het oog op zijn verdere identiteitsvorming.
De bijzondere curator kan zich voorstellen dat [de minderjarige] nu niet kan overzien wat een achternaamswijziging voor de vader betekent. Zij vindt het echter voor [de minderjarige] belangrijk dat zijn achternaam gewijzigd wordt in [achternaam stiefvader] . Het is duidelijk dat [de minderjarige] verwacht dat dit hem rust en een bevestiging van zijn huidige gezinssituatie geeft. Een andere achternaam laat de mogelijkheid onverlet dat [de minderjarige] in de toekomst zodra hij hiervoor ruimte voelt, contact met de vader kan opnemen en de vader/zoon relatie weer opgepakt kan worden.
Ter zitting in hoger beroep heeft de bijzondere curator hieraan toegevoegd dat zij recent met [de minderjarige] heeft gesproken en dat hij heeft aangegeven het belangrijk te vinden dat de naam [achternaam stiefvader] op zijn diploma komt te staan. Een afwijzende beslissing zal echter zijn wereld niet doen instorten. [de minderjarige] gebruikt de naam al, behalve waar het officiële instanties betreft, en zo nodig wacht hij tot zijn achttiende verjaardag om de naam gewijzigd te krijgen. De bijzondere curator is nog steeds van mening dat een naamswijziging [de minderjarige] rust zal geven. Zij heeft voorts toegelicht dat [de minderjarige] zijn vader volledig afwijst. Hij zit muurvast en wil niets van zijn vader weten. Eigenlijk zou het onderliggende probleem – ouderverstoting als gevolg van een complexe scheiding en het gebrek aan intrinsieke motivatie om contact met beide ouders te stimuleren – moeten worden aangepakt. Dat zou voor [de minderjarige] het beste zijn, aldus de bijzondere curator.
5.7
Gezien de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof,
anders dan de rechtbank, van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] wenselijk is dat het verzoek van de moeder wordt toegewezen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.8
Duidelijk is geworden dat de scheiding van de ouders moeizaam is verlopen en dat [de minderjarige] als gevolg daarvan in een loyaliteitsconflict is geraakt. Teneinde uit dit conflict te geraken, heeft [de minderjarige] ervoor gekozen zijn loyaliteit volledig te richten op zijn moeder en zijn vader compleet buiten te sluiten. Niet alleen uit het rapport van de bijzondere curator, maar ook in het kindgesprek dat de voorzitter met [de minderjarige] heeft gehad is duidelijk geworden dat [de minderjarige] zijn vader volledig afwijst. Hij heeft geen enkele goede herinnering aan zijn vader en voelt geen enkele ruimte voor contact met hem. De bijzondere curator heeft dit proces geduid als ouderverstoting. Met de vader acht het hof dit zorgelijk. Uit het rapport van de bijzondere curator blijkt echter ook dat het op dit moment goed gaat met [de minderjarige] . Hij doet het goed op school, heeft een leuke vriendengroep en zit lekker in zijn vel, terwijl dit eerder – toen hij nog klem zat tussen zijn ouders – niet het geval was. In het kindgesprek met de voorzitter heeft [de minderjarige] aangegeven dat hij graag dezelfde achternaam wil dragen als de rest van het gezin, omdat hij op die manier ‘helemaal erbij hoort’. Op basis van de stukken in het dossier en het kindgesprek met [de minderjarige] is het hof ervan overtuigd geraakt dat [de minderjarige] wens tot naamswijziging authentiek en al lang bij hem aanwezig is. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat het verzoek kan worden ingediend. Hieraan doet niet af dat de wens wellicht is ingegeven door zijn loyaliteitsconflict en gekleurde informatie, zoals de vader heeft gesteld. Dit is een omstandigheid die aan de orde kan komen bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Ook het standpunt van de vader dat met toewijzing van het verzoek zijn enige resterende band met [de minderjarige] wordt doorgesneden, zal aan de orde kunnen komen bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Daarbij wijst het hof erop dat de vader altijd degene zal zijn uit wie [de minderjarige] is ontstaan, ongeacht de achternaam die [de minderjarige] draagt. De omstandigheid dat niet valt uit te sluiten dat [de minderjarige] in een latere fase van zijn leven andere opvattingen ontwikkelt over de band die hij met zijn vader wil of kan onderhouden, maakt het oordeel van het hof niet anders. De eventuele achternaamswijziging hoeft niet aan contactherstel in de weg te staan wanneer beide partijen daarvoor openstaan. Daarbij overweegt het hof dat beide ouders met het gezag belast blijven. Dit vereist dat beide ouders, ook en juist in het contact met elkaar, het belang van [de minderjarige] centraal (moeten) stellen, de onderlinge verhoudingen normaliseren en de onderlinge spanningen in het belang van [de minderjarige] verminderen, waardoor hij de benodigde ruimte ervaart om zich verder te ontwikkelen, zo nodig met professionele hulp daarbij.
5.9
Het voorgaande leidt dan ook tot de conclusie dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en het inleidende verzoek van de moeder alsnog wordt toegewezen.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 september 2020 en opnieuw beschikkende:
verleent de moeder toestemming voor het indienen van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] van “ [achternaam vader] ” in “ [achternaam stiefvader] ”.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. W.F. Groos en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier en is op 1 juni 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.