5.5Het hof overweegt als volgt. [kind 1] en [kind 2] zijn eerder vanaf juli 2009 tot oktober 2015 onder toezicht gesteld en tevens uit huis geplaatst vanaf juli 2009. Dit was deels voordat de (stief)vader bij het gezin betrokken was. [kind 3] is na zijn geboorte ook onder toezicht gesteld van de GI tot 27 augustus 2013. In juli 2014 zijn [kind 1] en [kind 2] teruggeplaatst bij de moeder na een positief verlopen gezinsopname bij de Bascule Gezinspsychiatrie.
Vanaf december 2015 is een tweetal meldingen bij Veilig Thuis gedaan vanwege huiselijk geweld en vervolgens is in september 2016 op verzoek van de raad wederom een ondertoezichtstelling uitgesproken voor alle vier de kinderen. In 2016 en 2017 is intensieve gezinsbegeleiding van Spirit ingezet. In december 2017 volgt er wederom een melding bij Veilig Thuis vanwege huiselijk geweld. Vervolgens wordt in mei en juni 2018 spoedhulp van Spirit ingezet. Arkin heeft in juli 2018 onderzoek gedaan en geconcludeerd dat intensieve gezinsbegeleiding noodzakelijk is. Ook in 2019 zijn er diverse incidenten geweest, waaronder ruzies tussen de ouders en meldingen bij Veilig Thuis en betrokkenheid van de politie. In februari 2020 volgt opnieuw een melding bij Veilig Thuis via de school van [kind 2] .
Vanaf maart 2020 tot september 2020 is opvoedingsondersteuning 10 voor Toekomst van het Leger des Heils ingezet. Ook is het gezin in juli en augustus 2020 begeleid door opvoedondersteuning van Family Supporters. In augustus 2020 benoemen zowel 10 voor Toekomst als Family Supporters dat de thuissituatie niet veilig is voor de kinderen. Ook uit de gesprekken die de GI in die periode met de ouders en de kinderen heeft gevoerd komen zorgelijke signalen naar voren. 10 voor Toekomst constateert dat de situatie binnen het gezin erg kwetsbaar is. Alle vier de kinderen hebben hun eigen (zowel somatische als psychische) problematiek, de vader is door ziekte verminderd belastbaar en het gezin heeft daarnaast te maken met schuldenproblematiek, waardoor de belasting voor het gezin hoog is.
Volgens de ambulante crisishulpverlening vanuit Family Supporters is de situatie onhoudbaar geworden. Zij zijn vanaf 28 juli 2020 betrokken bij het gezin en hebben fysiek en verbaal geweld waargenomen. De ouders hebben niet de draagkracht, het inzicht noch de vaardigheden om de verantwoordelijkheid van de zorgtaken die van belang zijn voor de kinderen op zich te nemen. Zij kunnen de kinderen niet voorop stellen en kunnen niet aansluiten bij de behoefte van de kinderen, aldus Family Supporters.
Onder meer deze zorgen hebben ertoe geleid dat bij beschikking van de kinderrechter van 27 augustus 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van vier maanden, tegen welke beschikking door de ouders geen hoger beroep is ingesteld.
[kind 1] verblijft sindsdien op de crisisgroep [crisiscentrum] . Het is de bedoeling dat [kind 1] naar een gezinshuis wordt overgeplaatst. Er heeft inmiddels een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen [kind 1] en de gezinshuisouders. De mentor van [kind 1] is zeer tevreden over de voortgang op school. [kind 1] heeft zich aangemeld voor een mbo-vervolgopleiding. Zij wil niet meer terug naar huis.
[kind 2] is op 26 maart 2021 overgeplaatst van het gezinshuis in [plaats A] (crisisplek) naar een perspectief biedend gezinshuis in [plaats B] . De periode dat [kind 2] thuis woonde bij de moeder en de stiefvader liep hij regelmatig weg en heeft hij ook een periode black-outs gehad. De GI en Spoedhulp merken op dat [kind 2] loyaal is naar de moeder en de stiefvader. Sinds [kind 2] moeder en stiefvader vaker ziet zegt hij dat hij meer contact zou willen hebben, wat ook door de kinderrechter is gehonoreerd. [kind 2] wil het liefst terug naar huis of in een ander gezinshuis wonen.
[kind 3] heeft zware astma en is daarvoor opgenomen geweest in het ziekenhuis. Hij verblijft sinds 11 december 2020 in een netwerkpleeggezin bij grootmoeder vz. In december 2020 is een pleegzorgwerker gekoppeld aan grootmoeder vz. De betrokken hulpverlening en de GI zien dat [kind 3] een erg gesloten jongen is die met niemand anders dan zijn familie contact maakt. Hij verstopt zich (onder dekens, achter gordijnen, met zijn gezicht onder zijn kleren of blijft in een andere kamer) wanneer hulpverleners bij grootmoeder vz thuis zijn en gaat het contact uit de weg, kijkt de hulpverlening niet aan en praat ook niet terug als hem een vraag wordt gesteld.
Medio februari 2021 is IPG (Intensieve Psychiatrische Gezinsbegeleiding) gestart van Levvel bij grootmoeder vz thuis. Deze intensieve hulp is ingezet om grootmoeders opvoedvaardigheden te vergroten en haar te ondersteunen om in haar kracht gezet te worden als hoofdopvoeder van [kind 3] . IPG zal voor de trauma's van [kind 3] een passende behandeling inzetten.
[kind 4] is na een zwangerschap van ruim 28 weken geboren. Hij loopt in verband hiermee nog steeds bij een kinderarts van het ziekenhuis voor controles. Ook heeft hij astma en last van eczeem. Hij woont in een gezinshuis waar hij perspectiefbiedend kan opgroeien. Dit gezinshuis is gespecialiseerd in het opvangen en verzorgen van kinderen met een medische achtergrond. Na het bezoek met de ouders reageert [kind 4] druk in gedrag, hij luistert dan slecht en de gezinshuisouders moeten veel herhalen. Hij valt andere kinderen in het gezinshuis lastig en wordt fysiek naar hen. Dit gedrag laat hij één à twee weken zien, waarna hij weer rustiger wordt en kan meekomen in de structuur. School geeft aan dat [kind 4] het naar zijn zin heeft in de klas en vrolijk aanwezig is. Er zijn zorgen over zijn spraak en taalontwikkeling waar logopedie voor is geadviseerd.
De afgelopen periode laten [kind 1] , [kind 2] en [kind 4] een positieve ontwikkeling zien. Er wordt gezien dat [kind 1] , [kind 2] en [kind 4] baat hebben bij een stabiele en voorspelbare opvoedsituatie. Alleen [kind 3] heeft door de gebeurtenissen nog geen rust en stabiliteit kunnen ervaren.
De (stief)vader heeft onlangs een TIA gehad, waardoor hij snel dingen vergeet en niet op woorden kan komen. Ook heeft hij problemen met zijn hart.
De GI heeft een omgangsregeling vastgelegd voor de kinderen apart, zodat de ouders meer individuele aandacht per kind kunnen bieden. Er geldt thans een omgangsregeling van eens per twee weken 1,5 uur begeleid met de (stief)vader en de moeder voor [kind 3] en [kind 2] . Voor [kind 4] geldt een omgangsregeling van eens per drie weken van 1,5 uur onder begeleiding. De kinderrechter heeft op 22 maart 2021 besloten de omgangsregeling voor [kind 1] met haar stiefvader en de moeder stop te zetten. De kinderen hebben onderling contact via videobellen en [kind 2] ziet [kind 4] eens in de drie weken bij grootmoeder vz thuis.
Voor het hof is, gelet op het voorgaande, duidelijk dat de structurele veiligheid van de kinderen al lange tijd in het geding is en dat de gronden die aanwezig waren ten tijde van de uithuisplaatsing nog altijd aanwezig zijn. De kinderen zijn herhaaldelijk getuige geweest van escalaties en hebben last gehad van de ruzies tussen de ouders en de beschuldigingen die over en weer werden gedaan. De kinderen zeggen bovendien te zijn geslagen.
Het hof acht het positief dat de ouders in relatietherapie zijn gegaan en zelf hebben gezorgd voor een grotere woning. Naar het oordeel van het hof kunnen de problemen van de ouders echter niet enkel worden opgelost met een grotere woning en relatietherapie. Het patroon van ruzies en huiselijk geweld is tot op heden niet doorbroken. Ook de inzet van intensieve gezinsbegeleiding en andere hulpverlening heeft onvoldoende verandering teweeg gebracht. De ouders lijken onvoldoende leerbaar om de aangeleerde adviezen van de betrokken hulpverleners vast te houden. De ouders erkennen deels de problematiek, maar zij hebben moeite om daarin hun eigen aandeel te zien.
Ook de beschuldigingen en aangiftes die over en weer zijn gedaan enerzijds door [kind 1] met de moeder en anderzijds door [kind 2] samen met de (stief)vader zijn naar het oordeel van het hof zorgelijk te noemen. Los van de vraag of de beschuldigingen en uitingen van de ouders en de kinderen waar zijn, is het een zorgelijke situatie als de kinderen belast worden met volwassenproblematiek en relationele problemen.
De moeder, maar ook de ouders tezamen, zijn in de afgelopen jaren, ondanks de veelvuldige inzet van de hulpverlening onmachtig gebleken de kinderen te beschermen tegen het huiselijk geweld tussen de ouders en zijn niet in staat een stabiele en voorspelbare opvoedsituatie te bieden. Een thuisplaatsing van de kinderen bij de ouders, zoals de vader thans verzoekt, zou naar het oordeel van het hof een experiment en niet verantwoord zijn. Het hof is, met de rechtbank, van oordeel is dat deze onveilige situatie al te lang heeft geduurd voor de kinderen.
De onveiligheid in de thuissituatie en het belang van de kinderen om te kunnen verblijven in een omgeving waar zij rust en stabiliteit ervaren, betekenen dat de machtiging uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. Ook het voorstel van de vader om eerst [kind 4] thuis te plaatsen en vervolgens [kind 3] , acht het hof niet in hun belang, gelet op voornoemde zorgen.
Voor zover de (stief)vader heeft aangevoerd dat de GI onvoldoende heeft gekeken naar een plek in een netwerkpleeggezin, is niet onderbouwd welk netwerkpleeggezin dat zou kunnen zijn, buiten grootmoeder vz om, en waarom dat een betere plek zou zijn voor de kinderen, zodat het hof daaraan voorbij zal gaan.
Gelet op het vorenstaande slaagt het beroep van de (stief)vader op de door hem aangehaalde rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) niet nu op verschillende wijzen hulp is geboden in de ondersteuning van de ouders bij hun opvoedingscapaciteiten en voorts voldoende onderzoek is gedaan naar de impact van het ingrijpen in de gezinssituatie waarbij alternatieve maatregelen zijn overwogen.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.