ECLI:NL:GHAMS:2021:1661

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
200.284.337/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling op verzoek van de GI in het kader van een ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) in het kader van een ondertoezichtstelling. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de wijziging van de zorgregeling die door de kinderrechter was vastgesteld. De ouders, die gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen, hebben een complexe relatie en de kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij respectievelijk de moeder en de vader.

De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de zorgregeling zoals vastgesteld bij beschikking van de rechtbank van 5 juli 2017 in stand te houden, terwijl de GI en de vader de wijziging van de zorgregeling steunden. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 april 2021, waarbij de moeder, de vader, vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad adviseerde om de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat de huidige zorgregeling in het belang van de kinderen zou zijn.

Het hof heeft overwogen dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen nagenoeg evenveel tijd doorbrengen met beide ouders en de wisselmomenten op school plaatsvinden, het meest in het belang van de kinderen is. De moeder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de wijziging van de zorgregeling niet in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, met uitzondering van de vakantieregeling, die is aangepast zodat de reguliere zorgregeling tijdens de vakanties onverkort doorloopt, met uitzondering van de zomer- en kerstvakanties, die bij helfte worden gedeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.284.337/01
zaaknummer rechtbank: C/15/298541/JU RK 20-105
beschikking van de meervoudige kamer van 1 juni 2021 inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
en
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers Noord-Holland,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (verder te noemen: [kind 1] ), geboren [in]
2007 te [geboorteplaats] ;
- de minderjarige [kind 2] (verder te noemen: [kind 2] ), geboren [in] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [de vader] (verder te noemen: de vader), bijgestaan door mr. L. van Halderen te Heerhugowaard.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Haarlem
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie: Alkmaar) (hierna: de kinderrechter) van 8 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 8 oktober 2020 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 8 juli 2020.
2.2
De GI heeft op 20 november 2020 een verweerschrift ingediend.
2.3
De vader heeft op 13 november 2020 een verweerschrift ingediend.
2.4
Het hof heeft [kind 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft daar geen gebruik van gemaakt.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 7 april 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.
In verband met de Covid-19 maatregelen heeft de advocaat van de vader telefonisch deelgenomen aan de mondelinge behandeling.

3.De feiten

3.1
Uit de (in 2013 verbroken) relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [kind 1] en [kind 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen) geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. [kind 1] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder en [kind 2] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vader.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 5 juli 2017 is de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) bepaald:
- de kinderen verblijven iedere maandag uit school tot dinsdag 19.00 uur bij de vader;
- de kinderen verblijven in de even weken van vrijdag na school tot maandagochtend naar school bij de vader;
- de kinderen verblijven in de oneven weken op vrijdag na school bij de vader als de moeder overdag moet werken.
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 27 september 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar. De ondertoezichtstelling is nadien nog eenmaal verlengd en geëindigd op 27 september 2020.
Bij beschikking van de kinderrechter van 15 maart 2021 zijn de kinderen opnieuw onder toezicht gesteld, ditmaal van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, op verzoek van de GI met wijziging van de beschikking van 5 juli 2017, de volgende zorgregeling vastgesteld:
- de kinderen zijn elke week van maandag uit school tot woensdag vóór school bij de vader, waarbij de vader de kinderen woensdag naar school brengt;
- in de even weken zijn de kinderen in het weekend bij de vader en in de oneven weken bij de moeder. De kinderen zijn op vrijdag bij de ouder bij wie zij dat weekend verblijven en worden door deze ouder uit school gehaald;
- de vakanties beginnen op vrijdag uit school en eindigen op de vrijdag voordat de school begint om 12.00 uur;
- zomervakantie: in de even jaren zijn de kinderen de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder en in de oneven jaren vice versa;
- vakanties van één week: de kinderen zijn tot woensdag 12.00 uur bij de ouder bij wie zij dat weekend conform de reguliere zorgregeling verblijven;
- vakanties van twee weken (met uitzondering van de kerstvakantie): de kinderen verblijven het eerste weekend en de eerste week tot vrijdag 12.00 uur bij de ouder waar ze conform de reguliere zorgregeling het eerste weekend zouden verblijven. De tweede helft verblijven de kinderen het weekend en de week bij de ouder bij wie ze het tweede weekend zouden verblijven;
- kerstvakantie: in de even jaren zijn de kinderen in de eerste week bij de moeder en in de tweede week bij de vader. In de oneven jaren zijn de kinderen de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder;
- Kerstmis en Oud & Nieuw: in de even jaren heeft de moeder de kinderen op eerste Kerstdag en heeft de vader de kinderen op tweede Kerstdag en Oud & Nieuw. In de oneven jaren heeft de vader de kinderen op eerste Kerstdag en de moeder de kinderen op tweede Kerstdag en met Oud & Nieuw.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de zorgregeling zoals bepaald bij beschikking van de rechtbank van 5 juli 2017 in stand te houden, in die zin dat de kinderen iedere week op maandag en dinsdag uit school tot 19.00 uur bij de vader verblijven en tevens in de even weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur en dat de zorg gedurende de vakanties in onderling overleg bij helfte wordt gedeeld, dan wel een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht.
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek gewijzigd in die zin dat tijdens de vakanties de reguliere zorgregeling onverkort zal doorlopen, met uitzondering van de zomer- en Kerstvakantie (inclusief Kerstdagen en jaarwisseling). Deze zullen bij helfte worden gedeeld zoals bepaald in de bestreden beschikking.
4.3
De GI verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel het verzoek af te wijzen.
4.4
De vader verzoekt het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Krachtens het bepaalde in artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een zorgregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2
De moeder betoogt dat de kinderrechter ten onrechte de bij beschikking van 5 juli 2017 bepaalde zorgregeling heeft gewijzigd. Zij voert daartoe het navolgende aan. De huidige zorgregeling zorgt voor meer wisselmomenten en de daarmee gepaard gaande spanningen. Toen het wisselmoment nog op de dinsdag was, zorgden de ouders ervoor dat zij elkaar niet zagen bij de overdracht. De kinderen zijn erg moe op de woensdag na een verblijf bij de vader. Dit geldt met name voor [kind 1] , die soms op de donderdag niet naar school kan vanwege moeheid. Er is een gebrek aan communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft daarnaast ten onrechte geen rekening gehouden met het werkschema van de moeder. Het wisselmoment op de woensdag is midden op de dag bepaald op een moment dat de moeder moet werken. De moeder verzoekt ter zitting in hoger beroep ten aanzien van de vakanties, met uitzondering van de zomer- en kerstvakanties, de reguliere zorgregeling onverkort door te laten lopen om de voorspelbaarheid en continuïteit voor de kinderen zoveel mogelijk te waarborgen. Ten aanzien van de zomer- en kerstvakanties kan de bij bestreden beschikking bepaalde regeling blijven gelden.
5.3
De vader stelt zich op het standpunt dat het verzoek van de moeder dient te worden afgewezen. Hij voert daartoe het navolgende aan. De bij de bestreden beschikking bepaalde zorgregeling verloopt goed en dient het belang van de kinderen. Zij zijn gedurende de helft van de tijd bij de vader en de andere helft van de tijd bij de moeder. Het aantal contactmomenten tussen de ouders in de door de moeder verzochte regeling is meer dan het aantal contactmomenten in de thans geldende zorgregeling. De kinderen gaan namelijk op de woensdag vanuit school naar de moeder, waar de overdracht voorheen op de dinsdagavond plaatsvond. Het bezwaar van de moeder dat het wisselmoment nu op de woensdag plaatsvindt terwijl zij moet werken begrijpt de vader niet, aangezien de kinderen in de bij de beschikking van de kinderrechter van 5 juli 2017 bepaalde zorgregeling ook al op de woensdag bij de moeder verbleven.
De vader kan zich vinden in het door de moeder ter zitting in hoger beroep gewijzigde verzoek om tijdens de vakanties, met uitzondering van de zomer- en kerstvakanties, de reguliere zorgregeling door te laten lopen.
5.4
De GI heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat zij sinds het aflopen van de eerdere ondertoezichtstelling in september 2020 niet meer betrokken is bij het gezin. De reden om in eerste aanleg een wijziging van de zorgregeling te verzoeken was volgens de GI om ervoor te zorgen dat er minder contactmomenten tussen de ouders zouden plaatsvinden, aangezien de contactmomenten spanningen met zich meebrachten waar de kinderen last van hadden. In de thans geldende zorgregeling vinden de wisselmomenten plaats op school.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen daar waar het gaat om de reguliere zorgregeling. De raad acht deze zorgregeling in het belang van de kinderen. Het is volgens de raad belangrijk dat er voor de kinderen zoveel mogelijk voorspelbaarheid en continuïteit is en dat zij voldoende tijd met allebei de ouders kunnen doorbrengen. Ten aanzien van de vakantieregeling meent de raad dat, zolang het de ouders niet lukt om met elkaar te overleggen, het in het belang van de kinderen is dat tijdens de vakanties de reguliere zorgregeling doorloopt zodat er ook op deze momenten zoveel mogelijk voorspelbaarheid en continuïteit is. Ten aanzien van de verdeling van vakanties sluit de raad zich aan bij het in hoger beroep door de moeder verzochte om tijdens de vakanties, met uitzondering van de zomer- en Kerstvakanties, de reguliere zorgregeling door te laten lopen.
5.6
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het navolgende gebleken. De verhouding tussen partijen is al jarenlang ernstig verstoord en er is nagenoeg geen communicatie tussen hen. Hulpverlening gericht op verbetering van de communicatie, met inbegrip van een ondertoezichtstelling van de kinderen in de periode van 27 september 2018 tot 27 september 2020 heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat er op 15 maart 2021 wederom een ondertoezichtstelling is uitgesproken, welke wordt uitgevoerd door Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Voorts is gebleken dat de huidige zorgregeling wordt nagekomen en dat deze regeling voor de kinderen naar behoren loopt.
Het hof is van oordeel dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd daar waar het gaat om de reguliere zorgregeling. De moeder heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd waarom de thans geldende reguliere zorgregeling niet in het belang van de kinderen is. Daarnaast is onvoldoende komen vast te staan dat deze zorgregeling voor de moeder niet goed uitvoerbaar is in vergelijking met de zorgregeling zoals bepaald bij beschikking van de kinderrechter van 5 juli 2017, aangezien de kinderen in beide gevallen op woensdag uit school bij de moeder verblijven. Naar het oordeel van het hof is de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen nagenoeg evenveel tijd doorbrengen met beide ouders en de wisselmomenten zoveel mogelijk op school plaatsvinden in plaats van bij een van de ouders thuis, mede gelet op hun kwetsbaarheid, het meest in het belang van de kinderen. Op deze manier worden de kinderen aanzienlijk minder geconfronteerd met de voortdurende spanningen tussen de ouders.
5.7
Het hof stelt vast dat de moeder ter zitting in hoger beroep haar verzoek ten aanzien van de vakanties heeft gewijzigd in die zin dat tijdens de vakanties de reguliere zorgregeling onverkort zal doorlopen, met uitzondering van de zomer- en Kerstvakantie (inclusief Kerstdagen en jaarwisseling). Ten aanzien van de zomer- en kerstvakantie verzoekt zij dat deze bij helfte worden gedeeld zoals bepaald in de bestreden beschikking.
De vader heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven zich te kunnen vinden in de door de moeder voorgestelde vakantie- en feestdagenregeling. Het hof zal op dit punt dan ook dienovereenkomstig beslissen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten aanzien van de vakantieregeling (met uitzondering van de zomer- en Kerstvakanties) en bepaalt dat tijdens de vakanties de reguliere zorgregeling zoals bepaald in de beschikking waarvan beroep onverkort zal doorlopen;
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan oordeel hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M van Baardewijk, M.T. Hoogland en
J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 1 juni 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.