Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
Nihilbeding
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een echtscheidingsconvenant tussen een vrouw en een man. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, stelde dat zij bedrogen was door de man, verweerder in hoger beroep, omdat hij had verzwegen dat hij een aanzienlijk bedrag uit zijn onderneming had onttrokken voor de aankoop van een chalet in Oostenrijk. De vrouw was van mening dat deze informatie haar beslissing om afstand te doen van partneralimentatie had beïnvloed. De man betwistte deze claim en stelde dat de vrouw goed geïnformeerd was en dat de afspraken over alimentatie en vermogensverdeling een geheel vormden. Het hof oordeelde dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling van bedrog en dwaling. Het hof constateerde dat de vrouw haar beroep op wilsgebreken voor het eerst in hoger beroep had gedaan, maar dat zij ontvankelijk was in haar beroep. Het hof concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat de afstand van partneralimentatie was gebaseerd op een verondersteld gebrek aan draagkracht van de man. Het verzoek van de vrouw om inzage in de financiële bescheiden van de man werd afgewezen, omdat zij geen rechtmatig belang had aangetoond. Uiteindelijk bekrachtigde het hof de bestreden beschikking en wees het meer of anders verzochte af.