ECLI:NL:GHAMS:2021:1658
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogd in het belang van de minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, hierna aangeduid als [kind 1]. De moeder had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, die op 3 september 2020 het ouderlijk gezag had beëindigd en de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers (GI) als voogd had benoemd. De moeder betoogde dat zij in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind 1] te dragen en dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer aanwezig was. De raad voor de Kinderbescherming, verweerder in deze procedure, stelde echter dat de moeder niet in staat was om de benodigde ondersteuning te bieden en dat het in het belang van [kind 1] was dat het gezag van de moeder werd beëindigd.
Het hof heeft vastgesteld dat [kind 1] sinds 2016 onder toezicht staat en uit huis geplaatst is, en dat de moeder niet in staat is gebleken om een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de raad zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag van de moeder gerechtvaardigd is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [kind 1] voorop staat. De moeder en [kind 1] hebben nog steeds contact en de moeder kan haar rol blijven vervullen, ook zonder gezag, met ondersteuning van de GI.