ECLI:NL:GHAMS:2021:1657

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
200.276.990/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang met minderjarige kinderen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft primair verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de omgang van de man met de kinderen te ontzeggen. De man, verweerder in hoger beroep, heeft aangegeven dat hij begrijpt dat de kinderen momenteel afwijzend staan tegenover omgang met hem, maar hij betreurt dit en is akkoord gegaan met de afspraken die zijn gemaakt door het Ouder- en Kindteam (OKT). De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn advies aangegeven dat het schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen om geen omgang te hebben met hun vader, maar erkent dat de ouders momenteel niet in staat zijn om een veilige basis voor contactherstel te creëren.

Het hof heeft de feiten en eerdere uitspraken in de zaak in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de verzoeken van de vrouw toewijsbaar zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de omgang tussen de man en de kinderen in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen, gezien hun weerstand tegen contact met de man. De vrouw heeft aangegeven dat de kinderen behoefte hebben aan rust en duidelijkheid, en dat de hulpverlening van het OKT heeft aangetoond dat contactherstel momenteel niet mogelijk is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2020 vernietigd en de man met ingang van heden het recht op omgang met de kinderen ontzegd, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.276.990/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/657903 / FA RK 18-7581 (BV/MH)
Beschikking van de meervoudige kamer van 1 juni 2021 inzake
[de vrouw],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. K.R. Koopman te Zeist,
en
[de man] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: voorheen mr. G.J. de Hoson te Utrecht, thans geen.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • de minderjarige [kind 1] , geboren [in] 2010 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [kind 1] );
  • de minderjarige [kind 2] , geboren [in] 2011 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [kind 2] ).

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen in zijn beschikking van 13 oktober 2020. Bij deze beschikking heeft het hof in de zaak met zaaknummer 200.276.990/02 de werking van de bestreden beschikking geschorst totdat op het hoger beroep in de hoofdzaak zal zijn beslist. In de zaak met zaaknummer 200.276.990/01 heeft het hof alvorens nader te beslissen, de zaak aangehouden in afwachting van het verloop en de resultaten van het door het Ouder- en Kindteam (hierna: OKT) voorgestelde hulpverleningstraject.
1.2
Bij het hof zijn nadien de volgende stukken ingekomen:
- een e-mailbericht van de zijde van de man van 3 januari 2021;
- een brief van de zijde van de vrouw met bijlagen van 7 januari 2021, per faxbericht ingekomen op 8 januari 2021.
1.3
De mondelinge behandeling is voorgezet op 18 maart 2021. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man.
1.4
De raad was bij laatstgenoemde zitting in hoger beroep niet aanwezig. In plaats daarvan heeft de raadsvertegenwoordiger, mevrouw R. Planting, op 17 maart 2021 een mail gestuurd met daarin haar advies aan het hof.

2.De feiten

2.1
Voor wat betreft de vaststaande feiten verwijst het hof naar de beschikking van dit hof van 13 oktober 2020. Het hof gaat ook thans nog van die feiten uit.

3.De nadere motivering van de beslissing

3.1
De vrouw heeft bij haar brief van 7 januari 2021 haar verzoeken in hoger beroep gewijzigd. Zij verzoekt thans primair de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de man een zorgregeling vast te stellen, af te wijzen en, naar het hof begrijpt, de man de omgang te ontzeggen. Subsidiair verzoekt zij het door haar in haar hoger beroepschrift meer subsidiaire verzochte, te weten dat het hof een beslissing neemt welke het hof in het belang van de kinderen acht.
3.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder andere een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een (tijdelijk) verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben, omvatten.
3.3
De vrouw heeft bij haar brief van 7 januari 2021 en ter zitting in hoger beroep het volgende meegedeeld. Naar aanleiding van de beschikking van dit hof van 13 oktober 2020, heeft het OKT de hulpverlening opgepakt. Hieruit is gebleken dat de kinderen thans geen behoefte hebben aan contact met de man en dat traumaverwerking weinig zin heeft zonder voorafgaande oudergesprekken. Dientengevolge zijn met behulp van het OKT tussen partijen afspraken gemaakt over het contact tussen de ouders, het contact met de kinderen en de verdere inzet van hulpverlening. Deze afspraken zijn in de e-mail van het OKT van 22 december 2020 vastgelegd. Aan deze afspraken wordt thans met goed gevolg uitvoering gegeven. Gelet op de weerstand van de kinderen tegen omgang met de man en hun behoefte aan rust en duidelijkheid hieromtrent, dient de omgang in het belang van de kinderen te worden ontzegd, aldus de vrouw.
3.4
De man heeft bij zijn e-mailbericht van 3 januari 2021 en ter zitting in hoger beroep meegedeeld dat hij van het OKT heeft begrepen dat de kinderen op dit moment afwijzend staan tegenover omgang met hem. Hij betreurt dit zeer omdat hij niet begrijpt waar die weerstand vandaan komt. Desondanks ziet hij op dit moment en op korte termijn geen mogelijkheid tot contact met hen en is hij akkoord gegaan met bovengenoemde afspraken. Ook hebben de kinderen een brief van hem ontvangen die onder begeleiding van het OKT aan hen is voorgelezen, aldus de man.
3.5
De raad heeft bij e-mailbericht van 17 maart 2021 meegedeeld dat hij van mening blijft dat het schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen om geen omgang te hebben met hun vader. Het OKT heeft echter geconstateerd dat de ouders thans niet in staat zijn om de noodzakelijke veilige bodem voor contactherstel te creëren. De hulpverlening heeft de best passende afspraken kunnen maken met de ouders binnen de beperkte mogelijkheden. Met inachtneming van die omstandigheid ziet de raad geen andere mogelijkheid dan dat de hulp gericht op contactherstel wordt afgesloten. Voor de kinderen is het nu belangrijk dat zij duidelijkheid krijgen over hoe de contacten worden geregeld, zodat zij kunnen werken aan acceptatie en zich op hun ontwikkeling kunnen gaan richten, aldus de raad.
3.6
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het vermeerderde verzoek van de vrouw toewijsbaar is. Het hof ziet namelijk, conform het advies van het OKT en gezien het advies van de raad, geen andere mogelijkheid dan de thans ontstane situatie te bekrachtigen door middel van een beslissing zoals door de vrouw primair is verzocht nu uit het vorenstaande voldoende gebleken is dat omgang tussen de man en de kinderen anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen.
Hierbij zijn de afspraken die zijn gemaakt over het contact en de informatie ten aanzien van de kinderen van groot belang om de band tussen de man en de kinderen te laten voortbestaan. Hiertoe is het volgende afgesproken:
- de vrouw informeert de man iedere twee maanden omtrent de ontwikkeling van de kinderen, de man bevestigt de ontvangst van haar e-mail;
- de man stuurt de kinderen een kaartje en/of cadeautje op belangrijke momenten (verjaardag, suikerfeest e.d.);
- de man informeert zelf bij de school van de kinderen hoe het met ze op school gaat.
Het hof gaat ervan uit dat partijen de overige afspraken die zij hebben gemaakt eveneens zullen nakomen.
3.7
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2020 en opnieuw beschikkende:
met wijziging van de in het ouderschapsplan vastgelegde zorgregeling dat deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 12 augustus 2013:
ontzegt de man met ingang van heden het recht op omgang met de kinderen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. M.T. Hoogland en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 1 juni 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.