ECLI:NL:GHAMS:2021:164
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en zorgregeling in echtscheidingskwestie met betrekking tot gezamenlijke woning
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van het huurrecht van een gezamenlijke woning na beëindiging van de relatie tussen de vrouw en de man. De vrouw, appellante, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter dat de man het huurrecht van de woning had toegewezen. De vrouw stelde dat haar belangen, waaronder haar financiële en sociale positie, zwaarder zouden moeten wegen dan die van de man, die een uitgebreide zorgregeling had voor zijn twee kinderen uit een eerdere relatie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van de man bij het voortzetten van de huur, gezien zijn zorg voor de kinderen, als doorslaggevend heeft beschouwd. De vrouw had in hoger beroep zeven grieven ingediend, maar het hof oordeelde dat deze grieven niet voldoende onderbouwd waren om het eerdere vonnis te vernietigen. Het hof heeft uiteindelijk de vordering van de vrouw afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd.