ECLI:NL:GHAMS:2021:1630

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
200.290.654/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing enquête en treffen van onmiddellijke voorzieningen in geschil tussen aandeelhouders van Holding Inbetween Ham B.V.

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 11 mei 2021 een beschikking gegeven in het geschil tussen de aandeelhouders van Holding Inbetween Ham B.V. De verzoekster, Holding Inbetween Ham B.V., vertegenwoordigd door Ladyboss Holding B.V., heeft verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap vanaf 1 januari 2017, alsook om onmiddellijke voorzieningen te treffen. De verweerders, waaronder Ankum Holding B.V., hebben hiertegen verweer gevoerd en ook een zelfstandig verzoek ingediend. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen de vennootschap, mede door de verstoorde verhouding tussen de aandeelhouders. De Ondernemingskamer heeft besloten een onderzoek te bevelen en heeft een onafhankelijke bestuurder benoemd met doorslaggevende stem. Tevens zijn de aandelen in Holding ten titel van beheer overgedragen aan een door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van Holding c.s. De Ondernemingskamer heeft de proceskosten van Ankum Holding B.V. ten laste van Holding Inbetween Ham B.V. gebracht.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.290.654/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 11 mei 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLDING INBETWEEN HAM B.V.,
gevestigd te Dalfsen,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLDING INBETWEEN HAM B.V.,
gevestigd te Dalfsen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAMECO AGRO B.V.,
gevestigd te Lunteren,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MILLERSON B.V.,
gevestigd te Dalfsen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAMECO AGRO INT. B.V.,
gevestigd te Zwolle,
VERWEERSTERS,
advocaat:
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ANKUM HOLDING B.V.,
gevestigd te Dalfsen,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. P.A.M. Manningen
mr. K.A. Kerkdijk, beiden kantoorhoudende te Zwolle,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LADYBOSS HOLDING B.V.,
gevestigd te Dalfsen,
3.
[A],
wonende te [....] ,
4.
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. C.J. van Dijk, kantoorhoudende te Ede.
In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster en verweerster sub 1 met Holding;
  • verweerster sub 2 met Hameco;
  • verweerster sub 3 met Millerson;
  • verweerster sub 4 met Hameco Agro Int.;
  • verweersters sub 1 tot en met 4 met Holding c.s.;
  • verweersters sub 2 tot en met 4 met Hameco c.s.;
  • belanghebbende sub 1 met Ankum Holding;
  • belanghebbende sub 2 met Ladyboss;
  • belanghebbende sub 3 met [A] ;
  • belanghebbende sub 4 met [B] ;
  • [C] met [C] ;
  • [D] met [D] .

1.Het verloop van het geding

1.1
Holding (vertegenwoordigd door Ladyboss) heeft bij verzoekschrift met producties van 25 februari 2021 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Holding c.s. vanaf 1 januari 2017;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. Ankum Holding te schorsen als bestuurder van Holding;
b. een door de Ondernemingskamer aan te wijzen commissaris te benoemen met de bepaling dat deze commissaris een doorslaggevende stem heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders van Holding;
c. een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht.
1.2
Ankum Holding heeft bij verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met producties van 11 maart 2021 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
Holding niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen;
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Holding c.s. over 2019 en 2020;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. ‘
Ladyboss/ [C] te gebieden constructief, loyaal en voortvarend mede te werken aan de voltooiing van het verkooptraject’ van haar aandelen in Holding ‘
op basis van uitgangspunten zoals overeengekomen en nog overeen te komen’ en voor zover het verkooptraject niet slaagt ‘
aan de uitvoering en voltooiing van het bepaalde in artikel 6 van de tussen partijen vigerende aandeelhoudersovereenkomst’, een en ander op straffe van een door Ladyboss/ [C] aan Ankum/ [D] te betalen dwangsom van € 250.000 per dag(deel) dat Ladyboss/ [C] in strijd hiermee handelt;
b. Ladyboss te schorsen als bestuurder van Holding met benoeming van een derde persoon tot bestuurder van Holding;
c. de aan [A] en [B] verstrekte volmachten in te trekken althans die te schorsen;
d. een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht.
1.3
Holding c.s., Ladyboss, [C] , [A] en [B] hebben bij verweerschrift van 30 maart 2021 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van Ankum Holding af te wijzen.
1.4
De verzoeken zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 1 april 2021. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en wat mr. Van Dijk betreft onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
[C] en [D] zijn ex-echtgenoten en de verstandhouding tussen beiden is volledig verstoord. Dat heeft directe gevolgen voor de door hen gedreven onderneming Hameco c.s., die wereldwijd actief is op het gebied van ontwikkeling en handel in premixen en veevoederadditieven. De twee dochters van [C] en [D] , [A] en [B] , werken ook in de onderneming.
2.2
[C] is enig bestuurder van Ladyboss en van Stichting Administratiekantoor Ladyboss Holding B.V., die op haar beurt alle aandelen in Ladyboss houdt.
2.3
[D] houdt alle aandelen in Ankum Holding en is haar enig bestuurder.
2.4
Holding is op 16 maart 2016 opgericht. Ladyboss en Ankum Holding houden elk 50% van de aandelen in Holding. Zij vormen samen het bestuur van Holding en zijn als bestuurders zelfstandig bevoegd Holding te vertegenwoordigen. Artikel 12 lid 6 van de statuten van Holding bepaalt dat de algemene vergadering de beloning en verdere arbeidsvoorwaarden van ieder van de bestuurders vaststelt. Artikel 14 lid 2 van de statuten houdt in:
“Het bestuur kan functionarissen met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid aanstellen. Ieder van hen vertegenwoordigt de Vennootschap met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. De titulatuur van deze functionarissen wordt door het bestuur bepaald. Deze functionarissen kunnen worden ingeschreven in het handelsregister, met vermelding van de omvang van hun vertegenwoordigingsbevoegdheid.”
2.5
Holding is enig bestuurder van en houdt sinds haar oprichting alle aandelen in Hameco (opgericht op 5 februari 1993), Millerson (opgericht op 24 oktober 2007) en Hameco Agro Int (opgericht op 25 oktober 2010).
2.6
Sinds 1993 was [C] betrokken bij Hameco Agro Int. Zij nam daar de “backoffice” van de onderneming voor haar rekening. De focus van [D] lag op de externe contacten met afnemers en leveranciers, waardoor hij veel op reis was.
2.7
Omstreeks 2012/2013 is [C] medebestuurder en medeaandeelhouder geworden in de vennootschap waarin toen de onderneming werd gedreven. De huidige vennootschapsstructuur is ontstaan na een reorganisatie in 2016.
2.8
Ladyboss en Ankum Holding zijn op 13 juli 2016 een directiereglement overeengekomen. In artikel 2 lid 6 van het directiereglement is de taakomschrijving voor [D] (functie: Algemeen Directeur) respectievelijk [C] (functie: Financieel & Commercieel Directeur) nader uitgewerkt. Artikel 3 vermeldt: “
De vergoedingen zijn vastgesteld op de wijze zoals in de statuten van de vennootschap voorzien. De vergoedingen zullen – indien gewenst –jaarlijks door partijen in onderling overleg, na goedkeuring door de algemene vergadering, worden herzien met ingang van ieder nieuw kalenderjaar voor het eerst per 1 januari 2017.
2.9
Ladyboss, [C] , Ankum Holding, [D] en Holding hebben op 28 november 2016 een aandeelhoudersovereenkomst (verder: de aandeelhoudersovereenkomst) gesloten. In de aandeelhoudersovereenkomst is onder meer een regeling over een aanbiedingsverplichting (artikel 5), meeverkooprechten (tag along bepaling) en meeverkoopverplichtingen (drag along bepaling) (artikel 6), een overnameplicht (artikel 7), en informatievoorziening (artikel 14) opgenomen. Artikel 14 lid 3 houdt in: “
Aan elke aandeelhouder zal op verzoek steeds terstond volledige inzage worden verschaft in de boeken, bescheiden en aantekeningen van de vennootschap en agenda’s en verslagen van de bestuurs-/directievergaderingen, informatie-uitwisseling tussen externe accountants van de vennootschap, bestuurs-/directieleden alsmede managementletters van de accountant.
2.1
Vanaf 2014 zijn tussen [C] en [D] spanningen ontstaan, zowel zakelijk als privé, uiteindelijk resulterend in een echtscheiding in 2017.
2.11
In 2017 hebben Ladyboss en Ankum Holding een corporate finance adviseur, Rembrandt Fusies & Overnames (verder: Rembrandt), ingeschakeld om een verkoop van Holding c.s. aan derden te onderzoeken. Rembrandt heeft Ladyboss en Ankum Holding verzocht namen van potentiële kopers aan te dragen. Daarop heeft [D] investeerder Victus Participations (verder: Victus) naar voren gebracht.
2.12
Eind mei 2018 hebben Ladyboss en Ankum Holding [E] (verder: [E] ), voormalig mede-eigenaar van Hameco, betrokken bij de onderneming en hebben zij met [E] gesprekken gevoerd om tot een oplossing van hun verstoorde werkrelatie te komen.
2.13
In juni 2018 is het verkooptraject bedoeld onder 2.11 zonder resultaat geëindigd.
2.14
In december 2018 ontdekte [D] op kantoor bij toeval welke managementvergoeding en kilometervergoeding [C] /Ladyboss zichzelf toekende. Zijn boze reactie daarop heeft ertoe geleid dat er onrust op kantoor ontstond. Sindsdien heeft [D] , op instigatie van [E] , niet of nauwelijks meer fysiek op kantoor gewerkt.
2.15
Bij e-mail van 13 februari 2019 aan de accountant van Holding, met kopie aan [C] , heeft [D] onder meer geschreven:
“Als CEO van Millerson en Hameco heb ik ondanks meerdere verzoeken geen enkele inzage verkregen en zijn stukken mij niet toegezonden, ondanks mijn meerdere verzoeken om statuten en managementovereenkomsten etc. mij te versturen. (…) Tot op vandaag heb ik na meerdere verzoeken geen inzage in 2017 en 2018 declaraties van[ [C] ]
. Het is normaal dat ik als CEO inzage krijg in alle declaraties en andere vergoedingen plus boekhouding en toegang tot kantoor, welke mij tot op vandaag onthouden zijn.”
2.16
Op 13 mei 2019 is in het handelsregister geregistreerd dat [B] sinds 15 juni 2017 een volledige volmacht heeft Holding te vertegenwoordigen.
2.17
Op 14 mei 2019 is in het handelsregister geregistreerd dat [B] sinds 15 juni 2014 (de Ondernemingskamer leest: 2017) een volledige volmacht heeft Hameco c.s. te vertegenwoordigen.
2.18
Op 3 juli 2019 heeft een overleg plaatsgevonden tussen onder meer [C] , [D] , [B] en [F] (verder: [F] ), exportmanager van Holding. De notulen van het overleg houden onder meer in dat [D] als ambassadeur op de achtergrond zou blijven en zou kijken hoe [F] “
alles oppakte met een geleide overgang bij de drie key accounts. Hier zou[ [D] ]
eerst nog mee naar toe willen reizen met als doel dat[ [F] ]
het stokje na een paar reizen zou overnemen.” Ook is gesproken over de participatie van [B] in de onderneming.
2.19
Bij e-mail van 25 juli 2019 heeft [D] aan onder meer [C] geschreven dat hij zich overvallen voelt door het voorstel om [B] te laten participeren en op te nemen in de directie en dat het zijn voorkeur heeft om de onderneming te verkopen, bijvoorbeeld aan Victus. Daarnaast heeft hij laten weten de cijfers nog een keer te willen doornemen en een verzoek om informatie (vergaderverslagen e.d.) herhaald.
2.2
Op 7 oktober 2019 is in het handelsregister geregistreerd dat [A] sinds 3 september 2012 volledige volmacht heeft Hameco c.s. te vertegenwoordigen.
2.21
Bij brief van 22 november 2019 heeft [D] aan Holding (ter attentie van onder meer [C] en [E] ) bericht onder welke voorwaarden hij bereid is voorlopig van kantoor weg te blijven. De brief houdt onder meer in:
“Kort geleden hebben we overleg gehad over de situatie binnen Inbetween, Hameco en Millerson. Je hebt voorgesteld dat ik (in elk geval voorlopig) niet op het kantoor kom maar daartegenover wel elke 14 dagen volledig geïnformeerd zal worden over de gang van zaken, waaronder ook de financiële gang van zaken. Je gaf aan dat de omzetontwikkeling naar het eind van het jaar goed is en dat er een redelijke winst verwacht wordt. Dat proces moet volgens jou niet verstoord worden.
Enerzijds begrijp ik dat het voor de rust in het bedrijf beter is dat ik voorlopig niet op het kantoor kom. Anderzijds heb ik als bestuurder het recht om op het kantoor te verschijnen en het bedrijf (mede) te besturen (…) maar ook de verantwoordelijkheid en de plicht om dat te doen. Dat laatste wordt moeilijk als ik niet op kantoor kan komen om het bedrijf mede te besturen.
Gelet op het voorgaande kan ik dan ook alleen maar onder voorwaarden akkoord gaan met jouw voorstel om voorlopig niet op kantoor te komen. Die voorwaarden zijn de volgende:
1. De afspraak om niet op kantoor te komen is tijdelijk en kan op elk moment door mij beëindigd worden. (…) De afspraak geldt dus niet voor onbepaalde tijd maar is zoals gezegd slechts tijdelijk. Er zal ondertussen gewerkt moeten worden aan een definitieve oplossing.
2. Ik moet volledig geïnformeerd worden over de gang van zaken en de financiën (…).
3. De onbeperkte volmachten van onze dochters voor Inbetween, Hameco en Millerson worden ongedaan gemaakt. Het is onverantwoord dat vrij onervaren medewerkers zulke vergaande bevoegdheden hebben. Bovendien is controle van het bestuur op deze manier onmogelijk. Ik ben bereid te spreken over gelimiteerde volmachten die passen bij de door onze dochters te verrichten werkzaamheden.
4. Als door mij klanten moeten worden bezocht, dan wordt de reis in overleg met mij geboekt (data, tijdstippen, maatschappij).
5. Voor grote transacties die gerelateerd zijn aan het bedrijf is mijn instemming nodig en wordt deze voorafgaand gevraagd, zoals dat afgesproken is. (…)
6. Als mensen in dienst genomen worden, dan wordt dat eerst met mij overlegd en gebeurt dat met mijn instemming. (…)
7. Ik word wegwijs gemaakt in het gewijzigde computersysteem. Ik krijg een online verbinding met het systeem als ik dat wens.
8. Er wordt een rectificatie gestuurd naar de klanten tegen wie gezegd is dat ik met pensioen ben. De tekst van de rectificatie wordt eerst ter goedkeuring aan mij voorgelegd.
9. De kilometervergoeding voor[ [C] ]
op basis van elke dag reizen uit Amsterdam naar Zwolle en omgekeerd wordt stopgezet. De vergoeding wordt gebaseerd op de werkelijk gereden kilometers.”
2.22
Bij brief van 2 maart 2020 heeft [D] nogmaals de brief bedoeld onder 2.21 aan Holding verzonden. De brief vermeldt: “
Graag verwijs ik jullie naar bijgevoegde brief die ik jullie op 22 november 2019 toezond. Deze heeft jullie mogelijk niet bereikt. Ik stuur jullie deze derhalve nogmaals toe.
Ladyboss ( [C] ) heeft niet gereageerd op de brieven van 22 november 2019 en 2 maart 2020.
2.23
Bij e-mail van 23 mei 2020 heeft [E] aan [D] en mr. Manning onder meer geschreven:

Zowel[ [D] ]
als[ [C] ]
waren allebei best bereid om te praten over een oplossing maar dan het liefst via een bemiddeling. Natuurlijk. Daarom heeft men mij ook gevraagd als oud mede-eigenaar van Hameco, als oud collega in Hameco en als vriend te bemiddelen. Het vertrouwen is steeds weer uitgesproken door beiden.
Zowel[ [D] ]
als[ [C] ]
wilden graag mijn bemiddeling en door het vertrouwen dat ik kreeg heb ik deze bemiddeling ook met veel inzet proberen te doen. (…)
[ [D] ]
en ik hebben enkele maanden geleden afgesproken dat hij elke 2 weken een nieuwsbrief zou krijgen vanuit Hameco met daarin informatie over de gang van zaken. Dat is ook steeds gebeurd. Dochter [A] heeft die nieuwsbrief samen met[ [F] ]
, de exportmanager van Hameco, ook bijna elke 2 weken gestuurd.
Wij hebben ook afgesproken dat de jaarcijfers dat zsm als de jaarcijfers klaar waren, er een uitgebreide aandeelhoudersvergadering zou komen waar alle financiële aspecten besproken zouden worden en dan hopelijk zonder ruzie. Dus informatie is er zeker geweest en ook volgens afspraak. Wel wat summier soms! Ik heb dat toen zo geregeld en[ [D] ]
was het er mee eens. (…)[ [D] ]
heeft steeds alle vragen aan Hameco via mij laten lopen en bijna nooit rechtstreeks met de mensen van Hameco gecommuniceerd. Ik heb[ [D] ]
steeds van de gevraagde informatie proberen te voorzien. (….)
Mijn uitgangspunten zijn steeds geweest:
1. Hameco zo winstgevend mogelijk te laten zijn.
Dat is heel goed gelukt tijdens het overgangsjaar 2019 en ziet er voor 2020 ook heel goed uit.
2. Er voor te zorgen dat[ [D] ]
er financieel goed voor komt te staan. Dat was en is nodig gezien de nijpende financiële situatie van[ [D] ]
ná de scheiding. Die was en is nog steeds niet op orde alhoewel het gezien de hoge winst en winstverwachting die behaald worden in Hameco weer snel goed kan en zal komen. Maar dan moet de huidige status quo niet veranderd worden.
3. Dat[ [D] ]
op den duur weer wat contact met zijn 2 dochters zou kunnen krijgen. Meerdere malen besproken dat dat misschien mogelijk wordt als de rust gehandhaafd blijft.
(…)
Alle mogelijke oplossingen die ik heb aangedragen en waarover veel overeenstemming was, worden toch afgeschoten. De enige oplossing die in mijn ogen overblijft is dat[ [D] ]
de aandelen van[ [C] ]
overneemt.
Het zou goed zijn als[ [D] ]
op korte termijn laat weten geïnteresseerd te zijn in de overname van alle aandelen van[ [C] ]
en dat hij dat financieel ook rond kan krijgen. Iets wat[ [D] ]
mij verschillende keren verzekerd heeft te kunnen regelen. (…)
Mijn taak zit er nu op. Laat de juristen het dan maar verder regelen. Ik ben ondernemer en geen jurist en ik wil daar ook graag verre van blijven.”
2.24
In de loop van 2020 is getracht om tot een oplossing te komen voor de controverse tussen [C] en [D] en is overleg geweest over de verkoop en overdracht van de aandelen die Ladyboss in Holding houdt aan Ankum Holding (verder: het verkooptraject).
2.25
Bij e-mail van 18 juni 2020 heeft mr. Manning aan mr. Geffroy, advocaat van Ladyboss ( [C] ), geschreven dat Ankum Holding voor het verkooptraject relevante en actuele bedrijfs- en managementinformatie nodig heeft en deze informatie opgevraagd. Verder vermeldt de e-mail dat [D] “op het niveau van de bestuurder” graag periodiek de gebruikelijke managementinformatie ontvangt, bereid is de status quo te handhaven en zich vooralsnog niet meldt op kantoor. De e-mail houdt verder in :
“In dit traject spreekt het voor zich dat de onderneming niet moet desintegreren, bijvoorbeeld dat personeel wegloopt. (…) Ingeval van belangrijke en/of onomkeerbare besluiten/rechtshandelingen ontkomen we niet aan een gezamenlijk overleg. Maar dat spreekt ook wel voor zich (…). Met[ [D] ]
heb ik besproken dat hij zich vooralsnog niet meldt ten kantore. Dit mede met het oog op een verbetering van de onderlinge verhoudingen, waar hem veel aan is gelegen. Dat doet[ [D] ]
onder de voorwaarde dat daarvan ook geen misbruik wordt gemaakt, hem eventueel niet wordt tegengeworpen dat hij langere tijd (niet vrijwillig!) inactief is en geen “gekke” dingen gebeuren. Zo is bijvoorbeeld de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een bestuurder van andere orde dan het nemen van bestuursbesluiten.”
2.26
Bij brief van 26 juni 2020 heeft mr. Geffroy aan mr. Manning onder meer bericht dat er geen misbruik van de situatie gemaakt zal worden als [D] zich niet laat zien op kantoor, dat [D] recht heeft op bedrijfsinformatie en dat [C] deze informatie doorgaans aan [D] heeft verstrekt (maar dat dat nu vertraagd is), dat [C] bereid blijft mee te werken aan het verstrekken van managementinformatie, dat [C] bereid is tegen een prijs van € 3.350.000 haar aandelen over te dragen en dat [C] voorstelt dat de koper die [D] op het oog heeft zich bij de accountant van de onderneming meldt opdat de accountant de koper kan inlichten over alle van belang zijnde informatie. Voor wat betreft het verstrekken van managementinformatie heeft [C] voorgesteld dat een kantoorgenoot van de accountant [D] periodiek zal informeren over Hameco en de benodigde managementinformatie aan hem zal verstrekken.
2.27
Bij brief van 2 juli 2020 heeft mr. Manning aan mr. Geffroy onder meer bericht dat [D] , ondanks verzoek daartoe, juist geen bedrijfs- en managementinformatie van [C] heeft ontvangen, dat het voorstel van [C] met betrekking tot het verstrekken van managementinformatie voor een bestuurder niet acceptabel is en dat het onaanvaardbaar is dat de concept jaarrekeningen van de vennootschappen over 2019 nog niet aan [D] ter beschikking zijn gesteld. De brief vermeldt tot slot dat [D] de concept jaarrekeningen en de gevraagde bedrijfsinformatie graag per omgaand tegemoet ziet.
2.28
Bij brief van 30 september 2020 heeft mr. Manning aan mr. Geffroy onder meer bericht dat [D] vooralsnog voldoende stukken heeft ontvangen om het verkooptraject te vervolgen en dat het gewenst is om afspraken te maken, om te vermijden dat [D] allerlei kosten zou maken en [C] om welke reden dan ook op enig moment zou “afhaken”.
2.29
Bij e-mail van 21 oktober 2020 heeft mr. Manning aan mr. Geffroy onder meer bericht:
“Wij zullen nu uitgaan van een ondernemingswaarde ten gunste van[ [C] ]
van € 3.350.000 plus (50% van) de vrij beschikbare liquide middelen minus rentedragende schulden. (…) Op basis van de door[ [C] ]
op 6 oktober 2020 kenbaar gemaakte “prijs” en condities proberen wij nu deze (niet onderhandelbare) koopprijs te financieren. Zodra[ [D] ]
de financiering rond heeft, zal een LOI ter tekening worden voorgelegd. Na ondertekening van een LOI zal[ [D] ]
een ddo laten uitvoeren.”
2.3
Bij e-mail van 10 november 2020 heeft mr. Manning aan mr. Geffroy onder meer geschreven dat [D] een financier heeft gevonden die bereid is te onderzoeken of zij samen met [D] kan assisteren om het belang van Ladyboss over te nemen en dat de aandelen worden overgenomen door Ankum Holding of een “
Newco”. In de brief worden verdere uitgangspunten geformuleerd met het verzoek aan Ladyboss daarmee akkoord te gaan.
2.31
Bij e-mails aan mr. Manning van 13 en 18 november 2020 heeft mr. Geffroy onder andere laten weten dat [C] wil vernemen wie de partij is die de financiering zal verstrekken, alvorens zij inhoudelijk op de e-mail van 10 november 2020 wil ingaan.
2.32
Op 2 december 2020 heeft mr. Manning bericht dat de financier Victus is. Vervolgens heeft [C] op 14 december 2020 telefonisch contact gehad met [G] (verder: [G] ) van Victus. In een e-mail schreef [G] daarover:
“[ [C] ]
nam de houding aan dat zij het proces inricht en bepaalt (..) zij [zei] bereid te zijn een proces met ons in te richten en hiertoe in de 1e week van januari contact met mij op te nemen.”
2.33
Bij e-mail van 14 januari 2021 heeft [G] onder meer aan [C] geschreven:
“De afgelopen 1 ½ week heb ik je een aantal keren geprobeerd te bellen maar helaas niet kunnen spreken.
Wij spraken elkaar mid december 2020, in welk gesprek wij afspraken dat we begin januari een proces zouden starten inzake de koop van jouw aandelenbelang van 50% in Holding Inbetween HAM B.V. door Victus. Jij zou hiertoe contact met mij opnemen. Helaas heeft dit contact nog niet plaatsgevonden.
(…) Om concrete stappen te maken, sturen wij jou hierbij ons voorstel voor een “letter of intent” (LOI), zoals aangekondigd in mijn app boodschap van 7 januari jl. Deze LOI is er op gericht om een proces met jou te starten wat leidt tot de koop van jouw aandelenbelang. (…) Wij hopen op een snelle reactie van jou en start van het proces.”
2.34
Bij brief met bijlagen van 4 februari 2021 heeft mr. Manning namens Ankum Holding aan Ladyboss onder andere bericht dat de fysieke afwezigheid van [D] van kantoor niet impliceert dat Ankum Holding haar bestuurstaken heeft neergelegd. De brief vermeldt voorts dat Ladyboss zonder overleg met Ankum Holding rechtshandelingen heeft verricht waarvoor zij geen bevoegdheid had of heeft. Zo heeft Ladyboss derden, waaronder [A] en [B] , in dienst genomen en heeft zij [A] en [B] in 2019 ingeschreven als (volledig) gevolmachtigden van de vennootschappen, zonder dat daaraan een bestuursbesluit ten grondslag ligt. De hogere managementvergoeding van Ladyboss is niet met Ankum Holding besproken en een aandeelhoudersbesluit dienaangaande ontbreekt. Verder informeert Ladyboss Ankum Holding niet en geeft zij geen openheid van zaken. Ladyboss belemmert Ankum Holding in de uitoefening van haar bestuurstaken en geeft haar geen toegang tot informatie. De brief houdt verder onder meer in:
“Bij e-mail van d.d. 10 november 2020 (…) heb ik mr. Geffroy bericht dat cliënte een financier had gevonden. Daarbij formuleerde ik een aantal uitgangspunten met het verzoek akkoord te gaan zodat we tot een afronding zouden komen. U wenste immers zelf ook haast te maken. Mr. Geffroy liet mij bij e-mail d.d. 13 november 2020 (…) weten dat u eerst wenste te vernemen wie de financier is alvorens inhoudelijk zou worden ingegaan op mijn e-mail d.d. 10 november 2020. Mr. Geffroy heeft u de naam van de financier verstrekt naar aanleiding van een e-mail van mij d.d. 2 december 2020 (…). De in mijn e-mail d.d. 2
december 2020 omschreven voorwaarden heeft u genegeerd. U heeft vervolgens zelf contact met deze financier gezocht, met deze financier afgesproken in de eerste week van januari 2021 verdere afspraken te maken, welke afspraak u evenmin bent nagekomen. Op mijn e-mail d.d. 10 november 2020 (..) heb ik nooit meer een reactie gekregen.
Inmiddels ligt het verkooptraject drie maanden stil. U “beweegt” niet. Het aanmerkelijke risico bestaat dat de financier afhaakt. (…) Het lijkt er sterk op dat u het verkooptraject beoogt te frustreren. (…) Uw agenda is een compleet raadsel voor cliënte. Uw houding en opstelling zijn zodanig dat cliënte onvoldoende gronden ziet om rechtsmaatregelen nog langer uit te stellen. De status quo is voor cliënte onaanvaardbaar en cliënte wenst (mede) controle te hebben over de gang van zaken en het beleid binnen de vennootschappen.”
De brief vermeldt tot slot dat Ankum Holding als aandeelhouder een beroep doet op artikel 14 lid 3 van de aandeelhoudersovereenkomst en Ladyboss sommeert aan dit artikel te voldoen en dat Ankum Holding in haar hoedanigheid van bestuurder Ladyboss sommeert om zonder enig voorbehoud “
toegang te verschaffen tot het kantoor van de vennootschappen, de computersystemen, de administraties en alle overige zaken betreffende de vennootschappen en daarmede verbonden ondernemingen, zomede de sleutels, codes, medewerking te verlenen aan toegang tot bankrekeningen, creditcardfaciliteiten etc. en alles te doen en te laten om hem zijn werkzaamheden ongehinderd en naar behoren te laten verrichten” en geen besluiten te nemen waartoe Ladyboss niet bevoegd is.
2.35
Bij dagvaarding van 2 maart 2021 heeft Ankum Holding Ladyboss gedagvaard voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, en vorderingen ingesteld met de strekking dat Ladyboss zich als bestuurder aan wettelijke en contractuele bepalingen dient te houden en over de huisvesting van Holding c.s. alleen op basis van bestuursbesluiten die met Ankum Holding samen zijn tot stand gekomen dient te handelen. Ankum Holding heeft de vorderingen ingetrokken na toezeggingen door Ladyboss.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Holding heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Holding c.s. en dat de toestand van de vennootschappen nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft zij – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
De verhouding tussen Ankum Holding enerzijds en Ladyboss anderzijds is ernstig verstoord. De verstoorde verhouding heeft een verlammende uitwerking op het bestuurs- en aandeelhoudersniveau van Holding c.s. die zijn weerslag heeft op de gang van zaken van de vennootschappen. Zo zijn de jaarstukken over 2019 nog niet vastgesteld door de aandeelhoudersvergadering, omdat het bijeenroepen van een aandeelhouders-vergadering door toedoen van Ankum Holding niet is gelukt. De verstoorde verhouding heeft ertoe geleid dat Ankum Holding weliswaar nog staat ingeschreven als bestuurder van Holding, maar sinds januari 2019 niet langer actief werkzaamheden voor Holding c.s. verricht. De constante dreiging dat Ankum Holding op enig moment terugkeert binnen Holding c.s. roept spanningen op bij [C] als bestuurder en het key-personeel van Holding c.s. ( bij de onderneming zijn naast [C] , [D] en hun dochters, twee personen werkzaam), ook omdat zijn aanpak mogelijk zorgt voor compliance-risico’s.
Ankum Holding/ [D] is zonder Ladyboss/ [C] te informeren begonnen met het opzetten van met Holding c.s. concurrerende activiteiten, onder andere in Litouwen.
3.2
Ankum Holding voert allereerst aan dat Ladyboss oneigenlijk gebruik maakt van artikel 2:346 lid 1 BW door namens Holding een enquêteverzoek te doen. Zij meent dat Ladyboss het enquêteverzoek als aandeelhoudster had moeten instellen. De Ondernemingskamer oordeelt dat Holding bij het instellen van het verzoekschrift rechtsgeldig door Ladyboss werd vertegenwoordigd en Holding ontvankelijk is in het verzoek. Dat laatste doet niet af aan de realiteit dat het hier in wezen gaat om een geschil tussen [C] /Ladyboss en [D] /Ankum Holding en dat het verzoekschrift van Holding berust op het standpunt van [C] /Ladyboss in dat geschil. Daarmee zou stroken dat [C] /Ladyboss de kosten van rechtsbijstand van Holding voor haar rekening zou nemen zoals [D] /Ankum Holding de kosten van het verweer en het tegenverzoek voor zijn rekening neemt.
3.3
Ankum Holding heeft aan haar eigen verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Holding c.s. en dat de toestand van de vennootschappen nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft zij – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
Er is sprake van een ernstig verstoorde verhouding tussen Ankum Holding en Ladyboss op zowel aandeelhouders- als bestuursniveau van Holding. Er is over en weer sprake van wantrouwen.
Ankum Holding wordt, ondanks verzoeken daartoe, door Ladyboss niet geïnformeerd over of betrokken bij de gang van zaken bij Holding c.s. Ladyboss frustreert de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheid van Ankum Holding als bestuurder van Holding en heeft Ankum Holding, kort gezegd, “kaltgestellt”. Ankum Holding heeft in de weekenden geen toegang tot het kantoor, haar computer is verdwenen en elke toegang tot informatie is geblokkeerd. Ladyboss ( [C] ) heeft niet gereageerd op de brieven van Ankum Holding ( [D] ) van 22 november 2019 en 2 maart 2020.
Ladyboss heeft besluiten genomen zonder met Ankum Holding te overleggen. Zo heeft Ladyboss haar managementvergoeding verhoogd, heeft zij personeel, waaronder [A] en [B] , in dienst genomen en [A] en [B] in 2019 als volledig gevolmachtigden van Hameco c.s. respectievelijk Holding c.s. ingeschreven in het handelsregister. Bovendien heeft ze meegedeeld Holding c.s. te willen verhuizen naar Amsterdam, omdat [C] en haar dochters daar wonen, terwijl de twee externe werknemers en [D] in de buurt van Zwolle wonen, waar Holding c.s. kantoor houden .
Ladyboss ( [C] ) komt haar afspraken niet na in het verkooptraject met Ankum Holding. Ze heeft niets meer van zich laten horen. Zo heeft zij niet gereageerd op de e-mail van Victus van 14 januari 2021 en de brief van Ankum Holding van 4 februari 2021.
3.4
Op grond van het gestelde in beide verzoekschriften en het verhandelde ter zitting concludeert de Ondernemingskamer dat er gegronde redenen zijn aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Holding c.s. te twijfelen. Ter motivering hiervan overweegt de Ondernemingskamer het volgende (r.o. 3.5-3.8).
3.5
Niet in geschil is dat de verhouding tussen Ankum Holding ( [D] ) en Ladyboss ( [C] ) ernstig is verstoord, zoals ook ter zitting indringend duidelijk is geworden. Als gevolg van de verstoorde verhouding tussen Ankum Holding en Ladyboss kunnen de aandeelhoudersvergadering en het bestuur van Holding c.s. niet meer functioneren zoals zou moeten. Het disfunctioneren van de aandeelhoudersvergadering en het bestuur speelt op alle niveaus binnen Holding c.s. Partijen houden er verschillende lezingen op na waar het gaat om de oorzaak of oorzaken daarvan. Tot een aandeelhoudersvergadering waarin jaarstukken kunnen worden vastgesteld is het, vanwege (met name door Ankum Holding) opgeworpen praktische en inhoudelijke bezwaren, in 2020/2021 niet gekomen. Van collegiaal bestuur is geen sprake; bestuurlijk overleg is er niet. Feitelijk is Ladyboss de enige van de twee die leiding geeft aan de dagelijkse gang van zaken. Ankum Holding houdt zich sinds 2019 (min of meer) vrijwillig op de achtergrond en is minder betrokken bij de dagelijkse gang van zaken (zie 3.6).
3.6
Ankum Holding is formeel bestuurder van Holding en staat ook als zodanig ingeschreven in het handelsregister. Sinds 2019 vervult Ankum Holding echter niet de daarbij behorende taken. Ankum Holding is maandenlang niet op het kantooradres van de onderneming geweest en haar bestuurdersschap beperkt zich in feite tot activiteiten op afstand (zoals naar eigen zeggen het onderhouden van contacten met klanten). Deze discrepantie tussen Ankum Holding’s formele positie en de feitelijke gang van zaken is op zichzelf al onwenselijk. Volgens Ladyboss is dit evenwel het gevolg van gemaakte afspraken; Ankum Holding bestrijdt dat en voert aan dat [D] slechts ermee heeft ingestemd zich tijdelijk fysiek van kantoor terug te trekken, maar inmiddels door Ladyboss wordt belemmerd in haar rol als bestuurder. De Ondernemingskamer plaatst vraagtekens bij de deugdelijkheid van de afspraken die Ankum Holding en Ladyboss hebben gemaakt over de positie van Ankum Holding als bestuurder/aandeelhouder van Holding. Duidelijke afspraken (laat staan een duidelijke vastlegging daarvan) ontbreken en dat is overeengekomen dat besluiten niet meer in samenspraak genomen hoeven te worden, is door Holding c.s. bovendien niet onderbouwd . In dit verband klaagt Ankum Holding er terecht over dat Ladyboss niet heeft gereageerd op haar brieven van 22 november 2019 en 2 maart 2020 (zie 2.21 en 2.22) en dat zij eigenmachtig en zonder daarin Ankum Holding daarin te kennen haar managementvergoeding heeft verhoogd, personeel in dienst heeft genomen, en [A] en [B] in 2019 als volledig gevolmachtigden van Hameco c.s. respectievelijk Holding c.s. heeft ingeschreven in het handelsregister.
3.7
Ten aanzien van de informatieverstrekking geldt bovendien dat zolang Ankum Holding bestuurder is, zij recht heeft op alle informatie die betrekking heeft op Holding c.s.. Ankum Holding dient steeds toegang te hebben tot de door haar nuttig of nodig geachte gegevens uit de administratie en desgewenst over de onderliggende bescheiden te kunnen beschikken. Ankum Holding heeft Ladyboss bij herhaling ook om informatie verzocht. Uit de processtukken volgt weliswaar dat Ladyboss enige informatie aan Ankum Holding heeft verstrekt, in de vorm van een tweewekelijkse nieuwsbrief en in het kader van het verkooptraject, maar daarmee is niet de openheid gerealiseerd die Ladyboss tegenover haar medebestuurder moet betrachten. Ladyboss heeft haar terughoudendheid in de informatieverstrekking toegelicht door te benadrukken dat zij vreesde dat Ankum Holding die (vertrouwelijke) informatie met “derden” deelt. Bij gebrek aan nadere concretisering daarvan is niet begrijpelijk dat jegens een bestuurder terughoudendheid wordt betracht bij het verstrekken van informatie . Daarom is voorshands aannemelijk te achten dat Ankum Holding als bestuurder van Holding informatie is onthouden en ook daardoor onvoldoende in staat is gesteld zich op een adequate wijze van haar bestuurstaak te kwijten.
3.8
De Ondernemingskamer acht aannemelijk dat de aanhoudende conflictueuze situatie tussen Ankum Holding en Ladyboss een verlammende uitwerking heeft op de besluitvorming over de bedrijfsvoering en een gevaar vormt voor de continuïteit van Holding c.s. op langere termijn. Daarnaast leidt de verstoorde verstandhouding tussen Ankum Holding ( [D] ) en Ladyboss ( [C] ) tot onrust onder het personeel van Holding c.s., waaronder [A] en [B] , doordat zij in het onderlinge geschil worden betrokken. Omdat herstel van de verhoudingen tussen [D] en [C] , gezien hun echtscheiding, ook niet in de lijn der verwachting ligt, acht de Ondernemingskamer het in dit geval in het belang van deze vennootschap dat een ontvlechting of een verkooptraject wordt nagestreefd. Gesprekken die Ankum Holding en Ladyboss hebben gevoerd met betrekking tot het verkooptraject (2.24) zijn echter tot nu toe op niets uitgelopen. In dit verband klaagt Ankum Holding er terecht over dat Ladyboss er geen blijk van heeft gegeven daadwerkelijk bereid te zijn zich in te spannen om in het belang van Holding c.s. tot een werkbare oplossing van de tussen hen gerezen geschillen te komen, door eigenmachtig en zonder nadere toelichting het verkooptraject te frustreren, nadat Victus haar een LOI had toegezonden. Indien daarin voor haar onacceptabele bepalingen zouden hebben gestaan, dan had zij dat Victus moeten laten weten opdat tot een voor alle partijen bevredigende LOI tot stand zou kunnen zijn gekomen. Dat zij dat heeft nagelaten en verder elk contact in dit kader heeft gemeden, is gedrag dat niet in overeenstemming lijkt met de redelijkheid en billijkheid die zij op grond van artikel 2:8 BW ten opzichte van Ankum Holding en Holding c.s. had moeten betrachten.
3.9
Hetgeen Holding (vertegenwoordigd door [C] ) voor het overige naar voren heeft gebracht met betrekking tot het opzetten van met Holding c.s. concurrerende activiteiten door Ankum Holding/ [D] is, na de reactie daarop van [D] , niet nader geconcretiseerd. Dat kan daarom geen gegronde reden opleveren om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Holding c.s. Hetzelfde geldt voor de compliance risico’s voor de vennootschap die door [D] zouden worden veroorzaakt.
3.1
Gelet op hetgeen de Ondernemingskamer hiervoor heeft overwogen, zijn er gegronde redenen om aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Holding c.s. te twijfelen. De Ondernemingskamer zal een onderzoek gelasten vanaf 1 januari 2017. De Ondernemingskamer merkt voorts op dat uit de stellingen van partijen blijkt dat Holding c.s. een economische en organisatorische eenheid onder gemeenschappelijke leiding vormen en dat binnen Hameco c.s. geen sprake is van een ten opzichte van Holding zelfstandig bepaald bestuursbeleid, terwijl bovendien niet is aangevoerd dat het onderzoek zich niet tot Hameco c.s. zou kunnen uitstrekken. Het onderzoek zal worden bevolen als hierna te vermelden.
3.11
Nu de strijd tussen Ankum Holding en Ladyboss de oorzaak van de problemen is, is het in het belang van Holding c.s. om een en ander niet verder te laten escaleren. De Ondernemingskamer acht het met het oog op de toestand van Holding, mede met het oog op de belangen van haar dochtervennootschappen, Hameco c.s., daarom noodzakelijk de navolgende onmiddellijke voorzieningen te treffen.
3.12
Gelet op de onduidelijkheid in de afspraken tussen Ladyboss en Ankum Holding over de feitelijke invulling van de bestuurstaken van laatstgenoemde zal de Ondernemingskamer, voor zover nodig in afwijking van de statuten, een onafhankelijke bestuurder met doorslaggevende stem bij Holding benoemen. De Ondernemingskamer zal verder de aandelen in Holding – met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders – ten titel van beheer overdragen aan een door haar te benoemen beheerder. De Ondernemingskamer ziet thans geen aanleiding om de aan [A] en [B] verstrekte volmachten met betrekking tot Hameco c.s. respectievelijk tot Holding c.s. te schorsen.
3.13
De benoeming van de tijdelijk bestuurder en de tijdelijk beheerder hebben mede tot doel te bewerkstelligen dat onder leiding van deze functionarissen de besprekingen tussen Ankum Holding en Ladyboss worden vlot getrokken om te bezien of een minnelijke regeling tussen partijen met betrekking tot een (financiële) afwikkeling/ontvlechting of een verkoop aan een derde kan worden bereikt. Daarnaast kunnen de functionarissen bijdragen aan een juiste en volledige informatievoorziening richting Ankum Holding en een meer constructieve communicatie in de algemene vergadering.
3.14
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer voorlopig geen aanleiding.
3.15
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder en beheerder voor rekening brengen van Holding c.s..
3.16
De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek maximaal mag kosten niet meteen vaststellen. Indien het komt tot aanwijzing van een onderzoeker, zal de Ondernemingskamer de onderzoeker vragen om binnen zes weken een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het onderzoeksbudget vaststellen.
3.17
De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker tot 1 augustus 2021 aanhouden om te bezien of al door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder van partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder of beheerder kan vanaf 1 augustus 2021 de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen.
3.18
De Ondernemingskamer ziet ten slotte aanleiding te bepalen dat Holding de proceskosten van Ankum Holding draagt.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Holding c.s. over de periode vanaf 1 januari 2017;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
houdt in verband met het bepaalde in rechtsoverweging 3.17 de aanwijzing van de onderzoeker aan;
houdt in verband met het bepaalde in 3.16 de vaststelling van het onderzoeksbudget aan en verzoekt de onderzoeker binnen zes weken na de beschikking waarbij de onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Holding c.s. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van zijn/haar werkzaamheden zekerheid moeten stellen;
benoemt mr. C.C. Meijer tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Holding Inbetween Ham B.V. met doorslaggevende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Holding Inbetween Ham B.V. te vertegenwoordigen;
bepaalt vooralsnog voor de duur van het geding dat de aandelen in Holding Inbetween Ham B.V. – met uitzondering van één aandeel van ieder van de aandeelhouders – met ingang van heden ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de bestuurder en van de beheerder van aandelen voor rekening komen van Holding Inbetween Ham B.V. en bepaalt dat Holding Inbetween Ham B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder/beheerder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van hun werkzaamheden;
veroordeelt Holding Inbetween Ham B.V. in de kosten van de procedure tot op heden aan de kant van Ankum Holding B.V. begroot op € 4.114;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C. Meijer, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en mr. drs. G. Boon RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. G.C. Makkink op 11 mei 2021.