ECLI:NL:GHAMS:2021:162

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
23-002047-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep wegens niet correcte uitreiking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 mei 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep niet op de juiste wijze aan de verdachte was uitgereikt. Volgens artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de dagvaarding te worden uitgereikt aan de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte, indien deze niet gedetineerd is en niet in de Basisregistratie Persoon (BRP) staat ingeschreven. De verdachte was op het moment van de appeldagvaarding niet gedetineerd en had een adres opgegeven waar hij verbleef. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de dagvaarding naar dit adres was verzonden.

Aangezien de dagvaarding niet op de voorgeschreven wijze was uitgereikt, heeft het hof geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard moest worden. Dit betekent dat de verdachte noch zijn raadsvrouw op de zitting aanwezig waren, wat de nietigheid van de dagvaarding verder bevestigde. Het hof heeft in zijn beslissing de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De uitspraak van het hof was dus dat de dagvaarding in hoger beroep nietig werd verklaard, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van de rechtsbescherming van verdachten in strafzaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002047-19
datum uitspraak: 11 januari 2021
NIET VERSCHENEN
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-087245-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
laatst opgegeven verblijfsadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die – naar het hof begrijpt – strekt tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.

Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep

Op grond van artikel 36e, eerste lid, Sv dient de dagvaarding van de verdachte om op de terechtzitting in hoger beroep te verschijnen, indien de verdachte niet is gedetineerd en niet in de Basisregistratie Persoon (BRP) staat ingeschreven, te worden uitgereikt aan diens (feitelijke) woon- of verblijfplaats.
De verdachte was ten tijde van het doen uitgaan van de appeldagvaarding niet gedetineerd of ingeschreven in de BRP. Bij diens verhoor van 11 april 2019 heeft de verdachte het adres ‘[adres]’ opgegeven als het adres waar hij logeert. Het hof merkt dat adres dan ook aan als de feitelijke verblijfplaats van de verdachte. Niet is gebleken dat dit adres als achterhaald moet worden beschouwd. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat een afschrift van de appeldagvaarding is verzonden naar dat adres, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied.
Uit het vorenoverwogene volgt dat de dagvaarding om in hoger beroep op de terechtzitting van
11 januari 2021 te verschijnen niet op de door de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is uitgereikt. De appeldagvaarding dient op grond daarvan – nu de verdachte noch zijn (gemachtigd) raadsvrouw ter terechtzitting is verschenen – nietig te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. C.N. Dalebout en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 januari 2021.
mr. C.N. Dalebout is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.