ECLI:NL:GHAMS:2021:162
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep wegens niet correcte uitreiking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 mei 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep niet op de juiste wijze aan de verdachte was uitgereikt. Volgens artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de dagvaarding te worden uitgereikt aan de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte, indien deze niet gedetineerd is en niet in de Basisregistratie Persoon (BRP) staat ingeschreven. De verdachte was op het moment van de appeldagvaarding niet gedetineerd en had een adres opgegeven waar hij verbleef. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de dagvaarding naar dit adres was verzonden.
Aangezien de dagvaarding niet op de voorgeschreven wijze was uitgereikt, heeft het hof geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaard moest worden. Dit betekent dat de verdachte noch zijn raadsvrouw op de zitting aanwezig waren, wat de nietigheid van de dagvaarding verder bevestigde. Het hof heeft in zijn beslissing de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De uitspraak van het hof was dus dat de dagvaarding in hoger beroep nietig werd verklaard, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van de rechtsbescherming van verdachten in strafzaken.