ECLI:NL:GHAMS:2021:1587

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
23-004484-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in het verkeer met deels voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1985, was betrokken bij een incident op 21 oktober 2018 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, waarbij hij openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon, aangeduid als slachtoffer. De tenlastelegging omvatte onder andere het schoppen, vastpakken en slaan van het slachtoffer. De verdachte stelde dat hij geen wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld, maar het hof oordeelde anders. Het hof concludeerde dat de verdachte wel degelijk een significante rol had gespeeld in het geweldsincident, waarbij hij het slachtoffer had vastgepakt en tegen de keel had geduwd.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging in vereniging. De straf die door de politierechter was opgelegd, bestond uit een taakstraf van 100 uren, met een voorwaardelijk deel van 50 uren. Het hof oordeelde dat deze straf passend was, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte had een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld, en het hof rekende het hem aan dat hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had geschonden. De verdachte had in het verleden al meerdere veroordelingen gehad, maar het hof hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden. De op te leggen straf was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004484-19
datum uitspraak: 2 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-217195-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2018 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, openlijk, te weten, op of aaan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- meermalen te schoppen/trappen tegen het been, althans het lichaam en/of
- ( met kracht) vast te pakken bij de hand en/of de armen en/of
- ( met kracht) meermalen vast te pakken en/of te duwen bij/tegen de keel, althans de halsstreek en/of
- te slaan tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij een kleiner aandeel in het tenlastegelegde heeft gehad dan de medeverdachte, zijn broer.
Voor zover de verdachte zich op het standpunt heeft gesteld dat hij geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde geweld, overweegt het hof als volgt.
Uit het dossier leidt het hof af dat de broer van de verdachte in aanvang de agressor was jegens de aangeefster en haar vriend. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte wel degelijk een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen aangeefster gepleegde geweld. Hij heeft de aangeefster vastgepakt, tegen de keel geduwd en geschopt, waardoor zij op de grond is gevallen.
Het hof acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna vermeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2018 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, openlijk, te weten, op de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- meermalen te schoppen tegen het been en
- met kracht vast te pakken bij de hand en
- te duwen tegen de keel en
- te slaan tegen het lichaam.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren – indien niet naar behoren verricht – te vervangen door 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren – indien niet naar behoren verricht – te vervangen door 25 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging nadat naar aanleiding van een verkeersincident een conflict tussen twee partijen was ontstaan. De verdachte heeft hieraan een wezenlijke bijdrage geleverd doordat hij de aangeefster heeft vastgehouden terwijl zijn broer haar gewelddadig bejegende, en doordat hij ook zelf daadwerkelijk geweld heeft gepleegd tegen de aangeefster, door haar onder meer onderuit te schoppen (een “voetveeg" te geven, zoals de verdachte het zelf heeft genoemd). Het hof rekent het de verdachte aan dat hij de lichamelijke integriteit van de aangeefster heeft geschonden, terwijl hij het laakbare van zijn handelen niet (geheel) lijkt in te zien.
Gelet op het voorgaande en hetgeen in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) staat vermeld bij openlijk geweld gepleegd tegen personen – daar wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren – acht het hof de in eerste aanleg opgelegde straf aangewezen. Daarbij is in matigende zin rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Met het voorwaardelijke deel van de op te leggen taakstraf beoogt het hof de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte, die in het verleden een aantal malen is veroordeeld wegens uiteenlopende strafbare feiten, nu voor het eerst sinds een aantal jaren weer met justitie in aanraking is gekomen. Oplegging van een geldboete, zoals door de verdachte is voorgesteld, zou echter onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. Evenmin ziet het hof aanleiding om de straf te matigen omdat de broer van de verdachte een groter aandeel in het geweld zou hebben gehad.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 februari 2021.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.