ECLI:NL:GHAMS:2021:1559

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
23-002467-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van de straf in zaak van valsheid in geschrifte met betrekking tot horeca/exploitatievergunning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 mei 2018. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben en afleveren van een valse horeca/exploitatievergunning met bijbehorende gedoogverklaring voor een coffeeshop. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 6.500,-, die bij gebreke van betaling vervangen zou worden door 67 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, maar het hof oordeelde dat een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had opzettelijk een valse vergunning voorhanden gehad en deze aan de eigenaar van de coffeeshop afgeleverd, waarbij zij had voorgewend goede contacten met de gemeente te hebben. Het hof rekent de verdachte dit feit zwaar aan, vooral omdat het vertrouwen in de juistheid van vergunningen in het geding is. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 9 weken, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte had in juli 2018 hoger beroep ingesteld, maar de inhoudelijke behandeling vond pas in februari 2021 plaats, wat resulteerde in een overschrijding van meer dan 7 maanden. Het hof heeft deze overschrijding verdisconteerd in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002467-18
datum uitspraak: 26 februari 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15195491-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behoudens ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het hof opnieuw recht doen.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 6.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 (zevenenzestig) dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft opzettelijk een valse horeca/exploitatievergunning met bijbehorende gedoogverklaring voor een coffeeshop, waarvan zij de valsheid kende, voorhanden gehad en aan de eigenaar van deze coffeeshop afgeleverd. Zij heeft daaraan voorafgaand voorgewend dat zij goede contacten had met de gemeente en dat de gemeente de vergunning zou verlenen. Zij heeft voor het afleveren van de valse vergunning van de eigenaar van de coffeeshop een fors bedrag ontvangen. Aldus heeft de verdachte, handelend uit puur financieel gewin, een onmiskenbare bijdrage geleverd aan het beschamen van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer mag worden gehecht aan de juistheid van dergelijke vergunningen. Het hof rekent de verdachte dit feit aan, temeer omdat de gemeente met vergunningen en gedoogverklaringen voor coffeeshops een wildgroei daarvan wenst te voorkomen en deze wenst te reguleren. De verdachte heeft tijdens het politieverhoor geen openheid van zaken gegeven en geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen voor haar handelen.
Het hof is, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat slechts een vrijheidsbenemende straf als strafsoort in aanmerking komt. Daarbij heeft het hof gelet op de straffen die doorgaans voor het voorhanden hebben en afleveren van valse geschriften – bijvoorbeeld valse paspoorten of andere identiteitsbewijzen – worden opgelegd, te weten een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf in deze zaak op zijn plaats is. De verdachte is geraffineerd te werk gegaan en heeft daarbij niet alleen valse stukken gebruikt om de eigenaar van de coffeeshop te misleiden, maar ook de gemeente Zaanstad. Het opleggen van een gevangenisstraf is nodig om de verdachte er van te weerhouden opnieuw een dergelijk strafbaar feit te plegen. De samenleving moet worden beschermd tegen valse (gemeente)vergunningen en voorkomen moet worden dat nieuwe slachtoffers worden gemaakt.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de omstandigheid, dat in deze zaak in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden, nu de verdachte op 9 juli 2018 hoger beroep heeft ingesteld en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op 12 februari 2021 is aangevangen. Het hof wijst thans op 26 februari 2021 arrest, ruim 2 jaar en 7 maanden na het gewezen vonnis in eerste aanleg. Als uitgangspunt heeft te gelden twee jaren per rechterlijke instantie, zodat een overschrijding van de periode als geheel plaatsvindt van ruim 7 maanden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat het hof in beginsel een gevangenisstraf van 10 weken passend en geboden acht. Het hof zal vanwege de overschrijding van de redelijke termijn de hoogte van deze straf met een week matigen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P. Greve en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 februari 2021.
Mr. P. Greve en mr. M. van der Horst zijn buiten staat om dit arrest te tekenen.