ECLI:NL:GHAMS:2021:1540
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en huurrecht van de echtelijke woning in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de echtscheiding tussen haar en haar man werd uitgesproken. De vrouw is op 3 februari 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 november 2020. De man heeft op 8 maart 2021 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2021 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft ook een tolk meegenomen. De rechtbank had eerder bepaald dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de nevenvoorziening met betrekking tot het huurrecht van de echtelijke woning.
De vrouw heeft in hoger beroep betoogd dat zij niet de intrinsieke wil heeft om te scheiden, maar dat zij zich gedwongen voelde door het gedrag van de man. Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam ontwricht is, gezien de slechte behandeling door de man en het feit dat partijen al geruime tijd gescheiden leven. De vrouw is niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de echtscheiding.
Wat betreft het huurrecht van de echtelijke woning heeft het hof beide partijen gehoord over hun belangen. De vrouw heeft gezondheidsproblemen en kan niet terug naar haar kinderen, terwijl de man een woning in Marokko bezit en meer mogelijkheden heeft om vervangende woonruimte te vinden. Na afweging van de belangen heeft het hof besloten dat het huurrecht van de woning aan de vrouw toekomt, en heeft de bestreden beschikking in zoverre vernietigd. De vrouw zal huurder zijn van de woning met ingang van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.