In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige dochter naar Oostenrijk. De vrouw, die sinds februari 2021 in Oostenrijk verblijft, verzocht het hof om te bepalen dat zij mag bepalen waar de minderjarige woont en om vervangende toestemming voor de verhuizing naar Oostenrijk. De man, de vader van de minderjarige, verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen en om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de afspraak om terug te verhuizen naar Rusland.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw haar verzoek om vervangende toestemming niet voldoende heeft onderbouwd. De vrouw had geen grieven geformuleerd tegen de eerdere beschikking van de rechtbank die haar verzoek had afgewezen. De man heeft zijn bezorgdheid geuit over de leefsituatie van de minderjarige en het belang van contact tussen de minderjarige en beide ouders. Het hof heeft overwogen dat het in het belang van de minderjarige is dat zij contact kan hebben met beide ouders en dat een verhuizing naar Oostenrijk niet in haar belang is. De vrouw heeft onvoldoende aangetoond dat een verhuizing noodzakelijk is voor haar academische carrière en dat zij geen mogelijkheden heeft om in Nederland te blijven.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. De man heeft zijn verzoek om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen ook niet toegewezen gekregen, omdat een wijziging van de hoofdverblijfplaats op dat moment niet in het belang van de minderjarige werd geacht. De beslissing benadrukt het belang van het contact tussen de minderjarige en beide ouders en de noodzaak om de stabiliteit van de minderjarige te waarborgen.