Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
overnachtingen – ook bij zeer jonge kinderen – mogelijk is en een positief effect heeft op de hechting”. Het hof heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dit voor [de minderjarige] anders was in de periode van november 2020 tot half februari 2021, temeer daar uit het verslag van het kinderdagverblijf blijkt dat [de minderjarige] aldaar goed slaapt en hij bovendien ook bij de ouders van de vrouw overnacht en dan ook gewend is aan het slapen op een andere plek dan in de woning van de vrouw. Ook uit de door de vrouw overgelegde adviezen van deskundigen met betrekking tot [de minderjarige] , die enkel op basis van door de vrouw verstrekte informatie zijn opgesteld, volgt niet dat hij niet bij de man zou kunnen overnachten. Slechts in de brief van de heer Vermeulen staat geschreven dat overnachtingen niet in het belang van [de minderjarige] zouden zijn. Het hof acht – ook in het licht van de thans vastgestelde regeling in de bodemprocedure – deze conclusie echter onvoldoende om een zorgregeling zonder overnachting op te leggen, mede gelet op het feit dat de heer Vermeulen tot deze conclusie komt omdat de vrouw door “de vele incidenten” geen vertrouwen heeft in de man als het gaat om sensitiviteit en responsiviteit in de relatie met [de minderjarige] , terwijl niet toegelicht is welke incidenten hier bedoeld worden en deze ook niet uit de overige stukken blijken.