ECLI:NL:GHAMS:2021:1517
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Tussenbeschikking inzake ontvankelijkheid hoger beroep in echtscheidingszaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ontvankelijkheid van de man in zijn hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De man had op 18 januari 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank, waarin deze zich bevoegd had verklaard om kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek van de vrouw. De rechtbank had de behandeling aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling. De man stelde dat de bestreden beschikking een deelbeschikking was, waartegen hoger beroep openstond, omdat de rechtbank zich bevoegd had verklaard en daarmee een deel van zijn verzoek had afgewezen. Subsidiair verzocht de man om tussentijds hoger beroep open te stellen.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd en stelde dat het in het belang van beide partijen was om nu al een beslissing te nemen over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Het hof overwoog dat een tussenbeschikking een uitspraak is waarin de rechter niet definitief beslist over een deel van het verzochte. Het hof concludeerde dat de rechtbank zich in de bestreden beschikking niet definitief had uitgesproken over de bevoegdheid, maar de behandeling had aangehouden. Hierdoor was er sprake van een tussenbeschikking, waartegen de man alleen gelijktijdig met de eindbeschikking hoger beroep kon instellen. Aangezien de man dit niet tijdig had gedaan, werd hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
De beslissing van het hof was dat de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep, en deze beschikking werd openbaar uitgesproken op 18 mei 2021.