ECLI:NL:GHAMS:2021:1487

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
200.276.676/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van bewind en mentorschap in een ondercuratelestelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omzetting van een bewind en mentorschap in een ondercuratelestelling. Betrokkene, geboren in 1962 en moeder van vier kinderen, was eerder onder bewind gesteld vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand en problematische schulden. De kantonrechter had op verzoek van de bewindvoerder, [X] B.V., de onderbewindstelling en het mentorschap opgeheven en betrokkene onder curatele gesteld. Betrokkene was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 18 maart 2021 heeft betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De curator, vertegenwoordigd door [Y], heeft de noodzaak van de ondercuratelestelling verdedigd, waarbij werd gewezen op de kwetsbaarheid van betrokkene en haar afhankelijkheid van zorg. Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene, ondanks haar geestelijke en cognitieve vermogens, door haar fysieke toestand en impulsieve gedrag in haar belangen niet adequaat kan voorzien.

Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter terecht de ondercuratelestelling heeft opgelegd, gezien de verschillende incidenten die de noodzaak voor bescherming aantoonden. De beslissing van de kantonrechter is bekrachtigd, en het hof heeft geen aanleiding gezien om de curator te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van bescherming voor personen die door hun omstandigheden niet in staat zijn om hun eigen belangen te behartigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.276.676/01
zaaknummer rechtbank: 8213361 EB VERZ 19-16601 (BM 21381 en MB 6423)
beschikking van de meervoudige kamer van 11 mei 2021 inzake
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.M.E. Schreinemacher te Amsterdam,
en
[X] B.V,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de curator.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de mentor] , (hierna te noemen: de mentor);
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] );
- [kind 4] (hierna te noemen: [kind 4] )
( [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] worden hierna ook gezamenlijk de kinderen genoemd).
Voorts is als informant aangemerkt:
- de advocaat-generaal mr. R.C. Tdlohreg namens het Openbaar Ministerie.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 7 januari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 1 april 2020 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
Op 3 april 2020 heeft mr. J.K. Gaasbeek, advocaat te Amsterdam, namens betrokkene (nogmaals) hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is bij e-mail van mr. Gaasbeek van 25 september 2020 ingetrokken.
2.3
Namens betrokkene zijn bij journaalbericht van 10 augustus 2020, ingekomen op 11 augustus 2020, aanvullende gronden ingediend.
2.4
Bij brief van 4 september 2020, ingekomen op 7 september 2020, heeft de curator meegedeeld geen verweer te zullen voeren.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 3 december 2020 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van betrokkene;
- de curator.
Het hof heeft deze zitting vervolgens aangehouden omdat bleek dat betrokkene niet ter zitting kon verschijnen omdat zij die dag was gevallen en naar het ziekenhuis was overgebracht.
2.6
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft op 18 maart 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de curator, vertegenwoordigd door [Y] ;
- [kind 1] ;
- [kind 2] ;
- [kind 3] .

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1962. Betrokkene is de moeder van bovengenoemde kinderen.
3.2
Bij beschikking van 26 april 2017 heeft de kantonrechter, over de goederen die betrokkene toebehoren of zullen toebehoren, bewind ingesteld wegens haar lichamelijke/geestelijke toestand en verkwisting/het hebben van problematische schulden, met benoeming van [X] B.V. tot bewindvoerder.
3.3
Bij beschikking van 31 mei 2019 heeft de kantonrechter ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van [Z] tot mentor. Bij die beschikking is het verzoek van betrokkene tot het ontslag van de bewindvoerder aangehouden tot 1 december 2019.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, op verzoek van [X] B.V. tot omzetting van het bewind in curatele en op het verzoek van de mentor haar als mentor te ontslaan, de onderbewindstelling en het mentorschap opgeheven en betrokkene onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke/geestelijke toestand, met benoeming van [X] B.V. tot curator.
4.2
Betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de omzetting van het bewind en mentorschap in een curatele ongedaan te maken, met veroordeling van [X] B.V. in de proceskosten.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Op grond van artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Betrokkene is van mening dat de kantonrechter in strijd met het EVRM, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake Personen met een Handicap (VNPH) en het recht op een eerlijk proces, het verzoek van [X] B.V. heeft toegewezen, zonder dat betrokkene over dit verzoek is gehoord. Voorts is het onrechtmatig dat betrokkene niet op de rechtsmiddelen en de beroepstermijn is gewezen, niet door de kantonrechter, maar ook niet door vermelding hiervan onderaan de bestreden beschikking.
Bovendien is de ondercuratelestelling disproportioneel. Betrokkene is na een herseninfarct (deels) bedlegerig, maar haar geestelijke en cognitieve vermogens zijn niet aangetast. Evenmin is sprake van een psychische stoornis. Zij ontvangt twee keer per dag hulp van Thuiszorg Amsterdam en wekelijks komt de huishoudelijke hulp van Cordaan. Verder heeft betrokkene twee inwonende volwassen kinderen en twee niet-inwonende volwassen kinderen, die haar helpen. Betrokkene heeft er dan ook moeite mee dat de ondercuratelestelling haar handelingsonbekwaam maakt terwijl zij geestelijk in orde is.
De communicatie met de curator verloopt bovendien niet goed. Zo overlegt de curator niet met de kinderen. Ook weet betrokkene niets van een inschrijving op haar adres, buiten haar thuiswonende kinderen, en heeft zij geen nieuwe hond, zoals uit het verzoek tot ondercuratelestelling blijkt. Wel heeft zij een uitlaatservice ingeschakeld, omdat zij en de kinderen niet in staat zijn de hond tijdig uit te laten. Verder heeft betrokkene inderdaad een parkeervergunning aangevraagd voor haar zoon en andere bezoekers. Zij wist dat deze aanvraag eerst goedgekeurd moest worden door de bewindvoerder en ging ervan uit dat de aanvraag vanzelf bij haar terecht zou komen. Ook klopt het dat betrokkene een andere zorgverlener heeft ingeschakeld toen de vaste zorgverlener geen adequate zorg bleek te bieden en betrokkene in het ziekenhuis belandde met nierstenen. De kinderen van betrokkene hebben ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij aan de gewijzigde situatie van hun moeder hebben moeten wennen maar na die hectische periode inmiddels overdag voor betrokkene zorgen, onder meer door middel van het doen van boodschappen.
5.3
De curator heeft ter zitting in hoger beroep het volgende aangevoerd.
De curator heeft om ondercuratelestelling verzocht omdat zij, tezamen met de hulpverlening ernstige zorgen heeft over betrokkene. Hoewel haar geestelijke gesteldheid en cognitieve vermogen in orde is, is betrokkene kwetsbaar omdat zij door haar fysieke beperking volledig afhankelijk is van de zorg van anderen. Gedurende de onderbewindstelling werd de curator tweemaal geconfronteerd met door betrokkene zelf aangezochte zorgaanbieders binnen het Persoonsgebonden Budget (PGB). Betrokkene heeft dit niet met de, toen nog, bewindvoerder overlegd terwijl de bewindvoerder hierover in het kader van het PGB verantwoording moet afleggen en de door betrokkene ingehuurde zorgverleners niet pasten binnen het budget. De curator heeft destijds als bewindvoerder veel werk moeten verrichten om tot verantwoorde zorguitgaven in het kader van het PGB te komen, het PGB stop te zetten en een vaste zorgverlener te regelen.
Verder heeft betrokkene een beperkt inkomen. Zij leeft van een bijstandsuitkering en woont in een woning waar zij recht heeft op huurtoeslag. Twee van haar kinderen hebben zich echter zonder overleg met de bewindvoerder op het adres van betrokkene ingeschreven, waardoor betrokkene thans minder huurtoeslag ontvangt. Ondanks het korten op de huurtoeslag, zijn de inwonende kinderen niet bereid een bijdrage in de kosten van de huishouding te betalen. Om deze situatie financieel op orde te houden, is de curator genoodzaakt geweest het weekgeld van betrokkene te verlagen. Ook helpt geen van de kinderen mee in de huishouding van betrokkene. Voorts heeft zich onlangs een situatie voorgedaan waarbij de kinderen van betrokkene de thuiszorg niet toestonden om bij betrokkene een medisch noodzakelijke ingreep te doen. Verder heeft betrokkene reeds tweemaal zonder overleg een door haar gewenst hulpmiddel aangevraagd bij de gemeente. Betrokkene kan hierop echter geen aanspraak maken en haar verzoek is afgewezen. Desondanks blijft zij aanvragen doen. Ook heeft zij recent een grote uitgave gedaan voor de aanschaf van een bril, eveneens zonder overleg. Nu sprake is van een curatele kan de curator dergelijke rechtshandelingen gemakkelijk terugdraaien. De curator blijft dan ook van mening dat het in het belang van betrokkene is dat zij onder curatele staat.
5.4
Ten eerste overweegt het hof dat het hoger beroep er is om omissies uit eerste aanleg te herstellen. Dit betekent dat deze grief geen afzonderlijke bespreking behoeft nu betrokkene in deze procedure in de gelegenheid is gesteld haar standpunt uiteen te zetten.
Voorts heeft betrokkene tijdig hoger beroep ingesteld. Dit betekent dat zij geen belang meer heeft bij bespreking van de grief waarin zij aanvoert dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.
5.5
Het hof is voorts van oordeel dat de kantonrechter betrokkene terecht onder curatele heeft gesteld. Betrokkene woont zelfstandig terwijl zij 24-uurs zorgbehoeftig is. Voor instandhouding van die situatie heeft zij ten volle bescherming nodig. De afgelopen periode hebben zich verschillende voorvallen voorgedaan waarbij de noodzaak voor deze bescherming is gebleken. Zo heeft betrokkene tijdens de onderbewindstelling, zonder overleg met de bewindvoerder, zorgaanbieders aangezocht en ingehuurd die binnen het PGB moesten worden betaald maar waarvoor het PGB niet toereikend was. De curator heeft als toenmalige bewindvoerder veel werk moeten verrichten om tot verantwoorde zorguitgaven in het kader van het PGB te komen, het PGB stop te zetten en een vaste zorgverlener te regelen.
Het is van groot belang dat zorgvuldig wordt omgesprongen met het besteden van de uitgaven in het kader van het PGB, aangezien het verkeerd besteden tot grote persoonlijke schulden aan de zijde van betrokkene kan leiden. Voorts blijkt uit hetgeen de curator ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd, dat betrokkene ook anderszins kwetsbaar is in haar positie doordat zij fysiek volledig afhankelijk is van anderen.
Betrokkene is bovendien impulsief gebleken in het aanvragen van hulpmiddelen. Zonder vooroverleg met de curator is dit risicovol nu het budget ontoereikend kan zijn. Gebleken is dat betrokkene hierbij de gevolgen niet overziet. Gelet op het voorgaande heeft betrokkene gezien haar kwetsbaarheid, ten volle bescherming nodig, nu zij duurzaam haar belangen niet behoorlijk kan waarnemen als gevolg van haar lichamelijke toestand. Nu sprake is van een ondercuratelestelling kan de curator door betrokkene gesloten overeenkomsten vernietigen zodat de gevolgen van een overeenkomst ongedaan kunnen worden gemaakt.
Het hof acht een ondercuratelestelling van betrokkene dan ook proportioneel en noodzakelijk in het belang van betrokkene. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.6
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding de curator te veroordelen in de proceskosten, zoals door betrokkene is verzocht.
5.7
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. M.T. Hoogland en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 11 mei 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.