5.13In meergenoemd rapport van 30 oktober 2020 adviseert de raad het hof de volgende zorgregeling vast te leggen:
- als de ouders binnen een straal van 10 kilometer van elkaar komen te wonen: [de minderjarige] verblijft om de week van vrijdagmiddag tot maandagmiddag bij de man en elke week op woensdag met een overnachting van dinsdag op woensdag of woensdag op donderdag;
- als de ouders binnen een straal van 10 tot 30 kilometer van elkaar komen te wonen: [de minderjarige] verblijft om de week van vrijdagmiddag (eind van de middag) tot zondagmiddag (eind van de middag) bij de man, alsmede elke week een dagdeel op woensdag;
- als de vrouw en [de minderjarige] in [plaats B] blijven wonen: [de minderjarige] verblijft om de week van vrijdagmiddag (eind van de middag; moment van aankomst in [plaats A] ) tot zondag 16.00 uur (moment van vertrek naar [plaats B] ) bij de man, alsmede op de woensdag na het omgangsweekend van 10.00 uur (aankomst in [plaats A] ) tot 16.00 uur (vertrek naar [plaats B] ).
Daarnaast ziet de raad geen contra-indicatie om de huidige regeling (zie rechtsoverweging 2.2) al na de zitting in hoger beroep uit te breiden naar een weekendregeling, in afwachting van de beschikking van het hof. De opbouw hiervan moet als volgt zijn:
- weekend 1 en 2: zondag van 10.00 uur tot 16.00 uur bij de man;
- weekend 3: bij de vrouw (naar het hof begrijpt);
- weekend 4 en 5: zaterdag van 10.00 uur tot zondag 14.00 uur bij de man;
- weekend 6: bij de vrouw;
- weekend 7: vrijdag eind van de middag tot zondag 16.00 uur bij de man.
Ter zitting in hoger beroep heeft de raad aanvullend toegelicht dat, naast het voorstel om het contact in het weekend al direct op te bouwen, het wekelijkse contact op woensdagmiddag (dat plaatsvindt sinds de beschikking van dit hof van 30 juni 2020) ook moet worden uitgebreid van vier uur naar zes uur gelet op de belasting die de lange reistijd voor [de minderjarige] met zich brengt. Voorts heeft de raad – overeenkomstig zijn rapport - meegedeeld dat bij beide ouders geen enkele contra-indicatie wordt gezien in het contact met [de minderjarige] . Zij zijn ieder goed in staat om [de minderjarige] te bieden wat zij nodig heeft. Het is voor [de minderjarige] , die van haar beide ouders afstamt, van belang om zoveel mogelijk contact met hen allebei te hebben en hen in verschillende situaties mee te maken. Daarbij hoort ook een vakantieregeling.