Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep volgt dat beide ouders op zwakbegaafd niveau functioneren en persoonlijke problematiek hadden.
[kind 1] heeft een verstandelijke beperking en bij haar is het Syndroom van Leri-Weill dyschondresteosis vastgesteld, waardoor ze kort van stuk is, kortere armen heeft en haar polsen een afwijkende stand hebben. Daarnaast is zij voor 90% blind aan één oog. Zeer recent is bij haar een stoornis in het autistisch spectrum geconstateerd. [kind 1] gaat sinds eind 2020 één keer per maand naar de zorgboerderij en zij staat op de wachtlijst om ook eens per maand te logeren op een andere zorgboerderij, hetgeen hoogstwaarschijnlijk pas in de zomervakantie 2021 gerealiseerd kan worden. Dit is mede voor [kind 2] van belang, zodat zij ook de nodige aandacht kan krijgen van de pleegouders.
[kind 2] is sfeergevoelig en sensitief en dat is lastig met een zus die heftig gedrag kan laten zien, [kind 2] ontwikkelt zich echter verder goed. Zij hockeyt drie keer per week en speelt in één van de betere teams.
De ouders hebben vanaf het moment van uithuisplaatsing begeleide omgang gehad met de kinderen. Eerst eens per vier weken en vervolgens eens per acht weken anderhalf uur. Doordat de samenwerking tussen de moeder enerzijds en de pleegouders en de GI anderzijds aanzienlijk is verbeterd, hetgeen een positieve uitwerking op het welzijn van de kinderen heeft gehad, kan de moeder de kinderen sinds oktober 2020 zonder begeleiding bij de pleegouders thuis bezoeken. De omgang tussen de kinderen en de moeder is vervolgens sinds januari 2021 uitgebreid naar drie uur onbegeleide omgang per acht weken bij de pleegouders thuis.
Ook bij de vader worden positieve ontwikkelingen gezien, waardoor ook voor hem eenzelfde traject zal worden gestart waarbij wordt gewerkt naar onbegeleide omgang tussen de vader en de kinderen.
De bezoeken verlopen goed binnen de huidige setting, frequentie en duur. De kinderen ervaren de bezoeken als prettig, maar vragen niet om uitbreiding. [kind 2] heeft tijdens het bezoek van de moeder af en toe behoefte om zich terug te trekken. Desgevraagd hebben de kinderen bij de GI aangegeven dat zij er voor open staan om te logeren bij de moeder en dat hebben zij in hun brieven aan het hof herhaald.
Het hof stelt voorop dat het prijzenswaardig is dat de ouders altijd trouw zijn in het nakomen van de omgangsregeling met de kinderen en ook bij de gesprekken over de kinderen trouw aanwezig zijn. Bovendien hebben de ouders hun eigen problemen aangepakt. Dit betekent echter naar het oordeel van het hof nog niet dat reeds nu een omgangsregeling met overnachting, laat staan een maandelijkse weekendregeling, kan worden vastgesteld. Dit zou een te grote stap zijn, omdat de kinderen de moeder op dit moment alleen nog bij de pleegouders thuis zien. Bovendien voelt [kind 2] zich nu vrij om zich terug te trekken tijdens het bezoek van de moeder en dat is lastig als zij voor langere duur bij de moeder thuis is. Daarbij komt dat [kind 1] een aanvullende opvoedbehoefte heeft en daardoor veel aandacht vraagt van haar opvoeders. De omgangsregeling wordt momenteel door de GI uitgebreid en in de toekomst zal duidelijk worden of de moeder in staat is om aan de aanvullende opvoedbehoefte van [kind 1] te voldoen gedurende een langere tijd dan de duur van de huidige bezoeken. Het plan van de GI is om, als de huidige positieve ontwikkelingen zich doorzetten, volgend jaar een eerste logeerpartij te proberen, waarbij gedacht wordt aan een nachtje slapen bij de moeder in een vakantie. Gelet op de doorgaande ontwikkeling van de kinderen, die in de puberteit zitten en steeds meer eigen activiteiten krijgen, ziet het hof, evenals de raad, niet de wenselijkheid van een strak gestructureerde opbouwende omgangsregeling. Dat neemt niet weg dat wel enige duidelijkheid en perspectief moet komen op een wat ruimere omgangsregeling met de kinderen. Het is immers ook belangrijk dat de kinderen leren hoe ze bevredigend contact kunnen onderhouden met hun ouders voordat zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Het hof is echter met de rechtbank van oordeel dat het aan de GI is om waar mogelijk de omgang in samenspraak met de ouders en de pleegouders te intensiveren in die zin dat hierbij met nadruk rekening zal worden gehouden met de belangen, behoeftes en wensen van de kinderen. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking bekrachtigen.