Op grond van de processtukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is gebleken, is het hof van oordeel dat partijen op dit moment nog niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Het hof is van oordeel dat partijen nog niet voldoende hebben laten zien dat zij zelfstandig, zonder de begeleiding van hulpverlening, in staat zijn tot communicatie en samenwerking op een manier die in het belang is van [de minderjarige] . Hoewel beide partijen ter zitting in hoger beroep hebben aangegeven dat zij het OKT-traject als positief ervaren en dit traject ook wensen voort te zetten, verschillen partijen van mening over de reeds behaalde resultaten. De man stelt dat de communicatie tussen partijen is verbeterd, terwijl de vrouw aangeeft dat zij tot op heden geen vooruitgang ondervindt in het onderlinge contact met de man. De vrouw voelt zich ondergesneeuwd door de man. Hij neemt beslissingen over [de minderjarige] zonder haar daarin te kennen en geeft haar geen ruimte om haar eigen invulling te geven aan de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .
De voorbeelden die de vrouw naar voren heeft gebracht, laten naar het oordeel van het hof ook zien dat haar zorg over het eigenmachtig optreden aan de zijde van de man niet zonder grond is. Zo is gebleken dat de man, zonder overleg met de vrouw, bijles voor [de minderjarige] heeft aangevraagd, in de veronderstelling dat de school dit later met de vrouw zou bespreken. De man dient hierover echter - voorafgaand aan het aanvragen van bijles - in overleg met de vrouw te treden, waarna de ouders gezamenlijk school berichten over hun beslissing. Hetzelfde geldt voor de zwemlessen van [de minderjarige] en het bezoek aan de schooltandarts. De omstandigheid dat [de minderjarige] zwemles volgt op een dag dat zij bij de man is, maakt niet dat de man zonder overleg met de vrouw kan beslissen, haar in te schrijven bij een ander zwembad of de lessen stop te zetten. Ook het feit dat hij zich zorgen maakte over het gebit van [de minderjarige] geeft hem niet het recht om zonder overleg met de vrouw een tandarts te bezoeken met [de minderjarige] .
Ouders die gezamenlijk het gezag uitoefenen, dienen beslissingen van enig belang over [de minderjarige] in gezamenlijk overleg te kunnen nemen. Uit de hiervoor geschetste voorbeelden blijkt dat de man daartoe onvoldoende bereidheid heeft getoond. Deze houding van de man heeft er ook toe geleid dat de veiligheid van [de minderjarige] in gevaar is gekomen. Het incident in de zomer, waarbij [de minderjarige] slachtoffer is geworden van een zedendelict, kan naar het oordeel van het hof de man worden aangerekend. Hij heeft haar gedurende langere tijd ondergebracht op een plek die onveilig voor haar bleek te zijn, in plaats van dat hij met de vrouw in overleg trad over opvang gedurende de drie weken in de zomer dat hij geen vrij kon krijgen van zijn werk.
Het hof acht voldoende aannemelijk dat de spanning die de uitoefening van het gezamenlijk gezag bij de vrouw oproept, een zware wissel trekt op haar emotionele stabiliteit, wat niet in het belang van [de minderjarige] is, nu [de minderjarige] meestentijds bij de vrouw verblijft. Gebleken is dat ook [de minderjarige] last heeft van de spanningen tussen haar ouders. Uit het ter zitting overgelegde verslag van [medewerker] van het OKT Amsterdam blijkt dat [de minderjarige] kampt met sociaal emotionele problemen. “
Zij is loyaal naar beide ouders toe en wil daarbij niet kiezen. Het beeld van school naar aanleiding van de Kies training laat zien dat zij op sociaal emotioneel vlak in een spagaat zit. Zij ervaart nog steeds het feit dat zij tussen twee ruziënde ouders zit.”.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [de minderjarige] (verder) klem of verloren zal raken tussen haar ouders bij gezamenlijke gezagsuitoefening. De situatie tussen partijen is sinds de aanvang van het OKT-traject in 2019 tot op heden nagenoeg ongewijzigd gebleven. Voor het hof valt niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Het hof is dan ook van oordeel dat het inleidende verzoek van de man tot gezamenlijk gezag alsnog dient te worden afgewezen. Het hof zal de beschikking van de rechtbank op dit punt dan ook vernietigen.