ECLI:NL:GHAMS:2021:1404
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Huurrecht van de voormalig echtelijke woning na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het huurrecht van de voormalig echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in 2004 met de vrouw, verweerster in hoger beroep, in Marokko gehuwd. Hun huwelijk is op 3 september 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 15 april 2020. De vrouw was in eerste aanleg als huurster van de woning aangewezen, maar de man verzocht om vernietiging van deze beschikking en om zelf als huurder aangewezen te worden. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van beide partijen afgewogen. De man stelde dat hij geen alternatieve huisvesting heeft en dat de vrouw al geruime tijd niet meer in de woning verblijft. De vrouw voerde aan dat zij nog steeds een kamer in de woning heeft en dat haar belangen zwaarder wegen vanwege haar medische situatie. Het hof oordeelde dat het belang van de man zwaarder weegt, omdat hij geen alternatieven heeft voor verblijf en de vrouw inmiddels bij haar ouders verblijft. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de man met ingang van heden huurder zal zijn van de voormalig echtelijke woning, met uitvoerbaarheid bij voorraad.