Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Standpunt van klaagster
5.Beoordeling
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klaagster, in haar hoedanigheid als bewindvoerder, een klacht ingediend tegen een kandidaat-notaris. De klacht betreft het onzorgvuldig omgaan met haar persoonsgegevens, waarbij deze gegevens in notariële stukken zijn opgenomen, wat mogelijk in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Klaagster vertegenwoordigt een van de verkopers van een registergoed uit een nalatenschap en verwijt de kandidaat-notaris dat haar persoonlijke adresgegevens kenbaar zijn gemaakt voor derden.
De procedure begon met het indienen van een beroepschrift door klaagster op 24 november 2020, gevolgd door een aanvullend beroepschrift op 5 januari 2021. De kandidaat-notaris heeft gereageerd met een verweerschrift op 12 februari 2021. De zaak is behandeld tijdens een openbare zitting op 18 maart 2021, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waarbij het opmerkt dat klaagster niet heeft aangegeven dat haar persoonlijke adresgegevens geheim dienden te blijven. De kandidaat-notaris heeft de persoonsgegevens van klaagster opgenomen in de notariële verklaring en de conceptakte van levering, maar heeft deze gegevens aangepast na klaagsters protest. Het hof oordeelt dat de kandidaat-notaris wettelijk verplicht was om de persoonsgegevens op te nemen en dat er geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt voor de verificatie van de adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP).
Uiteindelijk heeft het hof de klacht van klaagster ongegrond verklaard en de beslissing van de kamer bevestigd, waarbij het hof concludeert dat de kandidaat-notaris binnen zijn mogelijkheden heeft gehandeld en geen overtredingen van de AVG heeft begaan.