In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder die ten onrechte executoriaal derdenbeslag heeft willen leggen op haar inkomen ter uitwinning van een vonnis dat ten laste van haar echtgenoot was gewezen. Klaagster was onder huwelijkse voorwaarden getrouwd, wat betekent dat beslaglegging op haar inkomen niet mogelijk was. De gerechtsdeurwaarder heeft in een brief aan de werkgever van klaagster ongevraagd privacygevoelige informatie verstrekt, wat heeft geleid tot een schending van haar privacy. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht op onderdelen gegrond verklaard, met als gevolg dat de gerechtsdeurwaarder is berispt en veroordeeld tot betaling van de kosten van klaagster. Het hof heeft de beslissing van de kamer in hoger beroep gedeeltelijk vernietigd, maar de maatregel van berisping en de kostenveroordeling bevestigd. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet voldoende had onderbouwd waarom hij in strijd met de adviezen van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders handelde door tijdens de coronacrisis beslagleggingen door te zetten. Klaagster heeft in haar standpunt benadrukt dat de gerechtsdeurwaarder haar privacy heeft geschonden en dat hij onterecht druk op haar heeft uitgeoefend om af te zien van haar recht om een klacht in te dienen.